Caroline Steel
Caroline Steel windt er geen doekjes om. Het boek is het resultaat van een obsessie, een voedselobsessie, en meestal leidt dat, ongewild, tot obesitas. Maar wat een boek!
“De hongerige stad” is het resultaat van zeven jaar werken en een héél leven lang research. Op haar tiende besliste ze architect te worden. Intussen doceert ze aan de London School of Economics, de London Metropolitan University en aan de Cambridge University. De Nederlandse vertaling van haar boek The Hungry City (2008) verscheen in 2011 bij Nai Uitgevers.
“De hongerige stad” is het resultaat van zeven jaar werken en een héél leven lang research. Op haar tiende besliste ze architect te worden. Intussen doceert ze aan de London School of Economics, de London Metropolitan University en aan de Cambridge University. De Nederlandse vertaling van haar boek The Hungry City (2008) verscheen in 2011 bij Nai Uitgevers.
Je vindt stapels boeken over de vorm van gebouwen,
meestal voor een bepaalde periode en een bepaalde plek of gebied. Wat weinig
aandacht krijgt, is de functie van een gebouw. Caroline Steel was vroeger al
gepassioneerd over hoe gebouwen bewoond worden. Haar passie ontstond in haar
kindertijd tijdens veelvuldige vakanties bij haar grootouders, die een hotel
uitbaatten. Ze keek gefascineerd naar de voorzijde en nog meer naar de
achterzijde. Ze “verkoos de werkruimten met de theepotten en de warmwaterkruiken,
de wasruimten met stapels gestreken, netjes opgevouwen linnengoed, de
portiersloge met z’n oeroude werkbank en de doordringende geur van tabak en
boenwas. Maar de keukens waren veruit het opwindendst, met hun versleten
plavuizenvloeren en vettige tegelwanden, bergen boter en gehakte groenten,
stomende ketels en koperen pannen met geurig bouillon … dol op die ruimten …
hun doelmatige huiselijkheid … ook omdat ze slechts door een zwaai van een
groene gecapitonneerde deur gescheiden waren van al het gedoe en de
beleefdheden van de openbare vertrekken.”
Haar kinderlijke fascinatie verloor ze niet. Ze
ontleedt de werking van een stad in relatie tot het platteland. Om die relatie
helder in beeld te brengen, gebruikt ze voedsel. Ze beperkt zich niet tot een
bepaalde periode noch tot een bepaald gebied. Uiteraard vind je behoorlijk wat
voorbeelden uit Engeland. Ze legt zich toe op West-Europa. Informatie over
Azië, Zuid-Amerika of Azië wordt niet uitdrukkelijk uitgesloten, maar komt
enkel aan bod in functie van West-Europa. Ook qua tijd bekijkt ze het ruim. Het
oude Rome bijvoorbeeld krijgt behoorlijk veel aandacht, vooral omdat het
mogelijkheden biedt om de werking van een stad te verklaren. Die relatie is
doorheen de tijd erg veranderd. Vroeger beseften stadsbewoners de rol die
voedsel in hun leven speelde en de rol die het platteland hierin speelde. In
onze huidige, stadsgerichte beschaving komt het achterliggende platteland
weinig aan bod, veeleer als een neutrale groene achtergrond. Merkwaardig, omdat
al meer dan 10.000 jaar steden veronderstelden dat het platteland hen zou
voeden. Stad en platteland hebben altijd elkaar in een wurggreep gehouden, er
was een continu spanningsveld, met deals, belastingen, landhervormingen,
embargo’s, propaganda, …
Steel vindt het verbazingwekkend dat stadsbewoners
nog te eten hebben, als je beseft hoe moeilijk en complex het proces is dat er
voorafgaat aan het bekomen van voedsel. Vanuit voedselvoorziening kan je
makkelijk relaties leggen naar voedselkilometers, de epidemie van
zwaarlijvigheid, verstedelijking, de macht van de supermarktketens,
klimaatsverandering, …
De moderne voedselindustrie heeft goedkoop en
overvloedig voedsel aangereikt, tegen schijnbaar lage kosten werden
basisbehoeften bevredigd, en de schijn gewekt dat dit geen consequenties heeft.
Wat we ook eten, steeds gaat er een grootschalig en complex proces aan vooraf.
Voedsel legt duizenden kilometers af via luchthavens, zeehavens, via pakhuizen,
fabriekskeukens, en ging door tientallen onzichtbare handen. En toch beseffen
de meesten het niet.
De verbondenheid tussen stad en platteland, tussen
stad en hinterland als voedselverschaffer, werd geleidelijk doorbroken.
Belangrijk was kunstmest, want opbrengsten verdubbelden, dus meer productie en
minder mensen, wat leidde tot een afbrokkeling van de relatie
stad-platteland. De opkomst van de
spoorwegen zorgde er voor dat steden hun voedsel van veel verder konden
betrekken. Een voorbeeld, midden negentiende eeuw waren er ongeveer anderhalf
miljoen boeren in Amerika. Hun potentiële gezamelijke graanproductie was
gigantisch, maar een bergketen, de Appalachen, verhinderde het transport naar
het oosten. En eerste stap om het graan sneller aan de oostkust te krijgen was
een waterweg. het Eriekanaal, 580 km lang, en 83 sluizen, zorgde voor een goede
verbetering, en New York kon al snel zijn rivalen Boston en Philadelphia achter
zich laten. De spoorverbinding ontsloot gigantische prairies die werden bewerkt
door onafhankelijke mensen, wat leidde tot grote silo’s, en een eindeloze
stroom goedkoop graan naar Europa.
De beschikbaarheid van voldoende voedsel, en de
organisatie van de instroom waren bepalend voor de grootte van een stad. Omdat
steden hier een stevige greep op wilden hebben, was het bijvoorbeeld in Parijs,
maar ook in tal van anderen steden, zaak om concentratie van macht te
voorkomen. Productie, vervoer en verwerking moesten steeds in verschillende
handen blijven, concreet, molenaars (verwerkers van graan) mochten het
transport niet organiseren.
De meest succesvolle stad was zonder twijfel Rome. Met
in de 2de eeuw na Christus al meer dan één miljoen inwoners was de
aanvoer van graan cruciaal. Wegtransport had na 150 km nog een rendement van
50%, want er waren verliezen door diefstal, rotting, weersomstandigheden,
wielbreuk van karren, … Boten waren interessanter. Rome veroverde een deel van
Noord-Algerije omdat het graanbehoeftig was. Het gebied werd ingepalmd, en 7000
Romeinen werden “geplaatst” om een voldoend hoge graanproductie te garanderen.
Er is dus schijnbaars niets nieuws onder de zon wanneer China Afrika economisch
inpalmt, grondstoffen naar China stuurt en in Afrika Chinezen aan het werk zet.
Intussen is de verwevenheid veel complexer, en
kunnen conflicten tussen landen niet meer zo maar in het bord van de VN worden
gelegd. Stephen Ellis (historicus, Afrikaspecialist, zie o.m. Het Regenseizoen,
Afrika in de wereld, 2010) stelt dat China zich inmiddels ook moet bekommeren
om de rechtsstaat in Afrika. Als die instort, verliest China zeer veel. Het
uitbreken van de onrust in Libië dwong China tot het evacueren van 30.000
Chinezen.
De vorm van steden in de pre-industriële wereld
werd deels bepaald door het transport van voedsel. Rond de stad organiseerde de
agrarische wereld zich in gordels. Het meest nabij lagen de tuinen en
melkboerderijen. Ze haalden voldoende winst om de pacht te betalen en konden
het meest profiteren van de mest uit de stad. Daarna volgden de hakhoutbosjes
voor energiehout (zie bv. Tom Bade en Ruud Lardinois, Energielandschap, KNNV,
2009), gevolgd door het graan. Tot slot volgde het grasland voor het vee,
afsluitende de “wildernis”.
Steel beklemtoont de sleutelrol die markten spelen
in het openbare leven. Ze hadden, ongevraagd, een centrale rol in het politieke
leven. Het was geen toeval dat het Forum in Rome en de Agora in Athene
oorspronkelijk commerciële markten waren. De groei van stad leidde tot een
afname van de commerciële functie en een toename van de politieke functie. Ook
in andere steden was dat proces gelijklopend. Steel stelt, zeer nadrukkelijk -
en terecht - dat de ruimte ook wordt gedefinieerd door het gebruik, en dus niet
enkel door de materie en de vorm. In een oud Grieks boek vind je dan ook zinnen
zoals “ik ben naar de wijn, olijfolie en potten gegaan”, of “ik ben langs de
knoflook, de uien en de wierook gelopen en vandaar rechtdoor naar de parfums”.
De tekst is een routebeschrijving, en gaat dus over plaatsen. Maar Steel zou
Steel niet zijn als ze verder in haar verhaallijn niet zou ingaan op kunst (een
schilderij van Pieter Breugel, uitspraken van Aldo Rossi over het Palazzo della
Ragione in Padua), de komische rol van markten, het dichtvriezen van de Theems,
groenten op Covent Garden, Emile Zola die de Hallen, “le ventre de Paris”
noemde, om wat later bij de socioloog
Michel Foucault te belanden, die markten heterotopia’s noemde, “plekken
waar alle aspecten van het menselijk bestaan zich tegelijkertijd kunnen
voordoen, waar het mogelijk is om binnen één ruimte verschillende aspecten van
het leven naast elkaar te laten bestaan die ‘van zichzelf niet verenigbaar’
zijn”. En Steel zou Steel niet zijn als ze enkele pagina’s verder niet
hardhandig, maar onderbouwd, zou inhakken op de supermarktsteden. Supermarkten
en winkelcentra leiden immers tot de dood van de openbare ruimte. Ze
illustreert dit aan de hand van een voorbeeld. Activisten die werden verwijderd
uit een winkelcentrum omdat ze pamfletten uitdeelden, waarop een rechtszaak
volgde. De eigenaar/uitbater schrok tijdens het proces omdat de rechter (1994,
New Jersey, VS) stelde dat winkelcentra de plaats hebben ingenomen van parken
en pleinen, van oudsher plaatsen waar iedereen zijn mening vrij kon
verkondigen.
En juist hier schuilt het markante verschil,
markten zijn openbare ruimten, winkelcentra zijn particulier terrein. Straten
zijn gedeelde ruimten: zowel in gebruik
als in eigendom vormen ze de basis van het stedelijke publieke domein. Het
ideaal van de buitenwijk was altijd dat van de autonomie, privé-bezit van huis,
tuin, garage en auto. Supermarkten breiden die opvatting uit naar het stedelijk
wonen als geheel. De recente oprispingen over drie grote supermarkten in de
driehoek Brussel – Leuven – Mechelen slaan dus op de privatisering van openbare
ruimten, over de afbrokkeling van het stedelijke weefsel, over het verlies van
de politieke functie van marktplaatsen, …
De originele versie is van 2008, de vertaling van
2011. Het boek is authentiek Brits, niet enkel in talloze voorbeeld, maar ook
door de taal. Understatements, rijkelijk, beheerst, goochelt met cijfers (ook
jaartallen), … Soms wordt het grappig als ze het begrip “terroir” aanbeveelt.
Steel is belezen en legt vele relaties tussen verschillende onderwerpen. Het
boek laat je niet los. Vooral de aandacht voor ruimtelijke relaties zorgt er
voor dat dit boek veeleer zeldzaam is. Een ouder voorbeeld hiervan is bv. van
burenlast tot milieuhinder, een boek van
P. Poulussen, van 1987. Hij beschrijft het stedelijke leefmilieu uit de
periode 1500 tot 1800, en legt zich toe op Antwerpen. Hij legt haarfijn uit
waarom de bierbrouwers stroomopwaarts van de leerlooiers gehuisvest waren (waterkwaliteit;
bier maken met water waar de leerlooiers in loosden was “niet echt” gezond) en
hoe bepalend de aard van de activiteiten waren voor het nederzettingspatroon
van Antwerpen.
Wil je weten hoe suiker cruciaal was voor de groei
van Londen? Hoe suiker het ontstaan van een consumptiemaatschappij stimuleerde?
Waarom er op het einde van de 18e eeuw 8.500 koeien in en om Londen
waren? Hoe het melktransport verliep? Waarom mensen in containers duiken om
voedseloverschotten en vervallen voedsel te bekomen? Hoeveel voedsel we niet
consumeren? Welk effect zorgzaamheid met voedsel kan hebben voor de
wereldbevolking? Lees Steel, en geniet. Soms is ze erg breedvoerig, het boek is
dus wat zwaarlijvig. Wieden kan een voordeel zijn.
https://www.naibooksellers.nl/ebook-de-hongerige-stad-hoe-voedsel-ons-leven-vormt-carolyn-steel.html
januari 2012, aangepast september 2019
januari 2012, aangepast september 2019