maandag 30 november 2020

Greenwood

 



Greenwood, Michael Christie

 

“Hout is gestolde tijd. Een plattegrond. Een cellulair geheugen. Een registratie.”

In Greenwood mag je tot bijna halverwege wachten alvorens je weet waarom de belangrijkste personen in het boek de naam “Greenwood” dragen. Aanleiding was het houden van bossen & bomen, het gebruiken ervan, het werken met hout, het verhandelen en gelijktijdig ook een beetje het niet-kennen van hout. Jonge kerels verkochten onwetend vers hout als brandhout en werden daarom door de omgeving de naam “de jongens van het groene hout” toebedeeld, wat al snel “Greenwood” wordt. Het boek is een familiegeschiedenis met een groene draad. De familiegeschiedenis samenvatten in één paragraaf is niet zo moeilijk. Het beschrijven er van is de toekomstige lezer het genot ontnemen om zelf de puzzel te leggen.

Het is een heuse familiesaga. Het boek is opgebouwd zoals een boom met jaarringen. Verschil is dat de schrijver zijn verhalen bundelt per generatie, en dan aan één specifiek jaartal ophangt, nl. 2038, 2008, 1974, 1934 en 1908. Hij start in 2038 en graaft tot hij in 1908 aanbelandt, om dan de weg in omgekeerde volgorde aan te vatten. Of nog, het is net alsof hij een boom doorboort, eerst de recentste verhalen, geleidelijk naar de kern, en dan terug. Bij zo’n doorboring krijg je telkens een beperkte hoeveelheid informatie. Veel zaken die zich ook in die periode afspeelden, blijven onontgonnen terrein omdat hij niet telkens de volledige jaarring van de boom afpelt. 

Michael Christie’s aanpak is geniaal. In het tweede deel van de familiegeschiedenis vertelt hij over exact dezelfde periodes, en vult aan. Uiterst nauwgezet legt hij puzzelstukje per puzzelstukje. Stilaan ontsluiert hij de achterliggende betekenis van sommige uitspraken of gebeurtenissen uit het eerste deel, geeft hij aanvullende informatie, of reikt hij cruciale puzzelstukjes aan. Het is een zoektocht naar het verleden, een zoektocht naar de betekenis van je zelf. “Al het kernhout is in feite dood en bestaat uit niets meer dan met lignine versterkte cellulose dat zich jaar na jaar en laag na laag heeft gevormd ondanks perioden van droogte, ondanks stormen, ziekten en stress. Alles wat een boom heeft meegemaakt, legt hij vast in zijn verschijning. Hij houdt zich staande dankzij zijn geschiedenis, dankzij het merg van zijn voorouders.” Gelijktijdig maakt hij duidelijk dat je als lezer nog steeds grote delen informatie over de hoofdrolspelers en hun context niet kent of niet juist kan plaatsen. Daartoe laat hij op een bepaald ogenblik in het boek iemand de familiekroniek reconstrueren. Door enkele details (nog) niet te kennen of anders in te schatten, komt men tot een ander besluit. Christie omschrijft dit als “… bedacht dat mensen vooral dol zijn op zuiver hout omdat ze graag de tijd zien samentroepen. Dat het ene jaar keurig strak op het andere aansluit. Zonder obstakels of onvolkomenheden. Zoals ons eigen leven nooit is.” Christie is een echte liefhebber van een verweerde eiken plankenvloer, met een intens, onvoorspelbaar patroon van kwasten. 

De uitgever vermeldt dat het boek een pageturner is over klimaatverandering. Die omschrijving is deels juist, het is een pageturner. Klimaatverandering komt aan bod, maar staat helemaal niet centraal. Bomen, bossen, wouden en hout vormen de groene draad in de familiegeschiedenis, hoewel ook bij voorbeeld stofstormen en verdorring aan bod komen, maar dan zijdelings. Christie bedeelt de personages verschillende rollen toe zoals ahornsirooptapper, barricadestrijder voor het behoud van wouden, houtkapper, CEO van een gigantisch houtbedrijf, timmerman, bosgids, romanticus, … Hij gebruikt die diverse rollen om vanuit verschillende standpunten naar de natuur te kijken en verbergt niet welk standpunt hij verkiest. Een timmerman is de ene keer een gediplomeerde bosmoordenaar, een andere keer de hogepriester van het leren leven met fouten.

Het boek telt 526 pagina’s. Hij schrijft korte verhaaltjes van meestal een vijftal pagina’s, soms wat korter, zelden langer. De verhaaltjes stapelt hij als fragmenten van een geheel. Binnen elk tijdsgewricht ontwikkelt hij gelijktijdig verschillende verhaallijnen, kwestie van de nieuwsgierigheid te prikkelen. Het boek bulkt van de verwikkelingen, van de onvoorspelbaar verweven feiten. Mooi is ook dat hij diverse feiten laat samenvallen zonder dat alle spelers in het verhaal zelf precies weten hoe de vork aan de steel zit. “Enkel een dendroloog weet dat enkel het bos er toe doet”.

https://www.awbruna.nl/boek/romans/michael-christie/greenwood/

Een leven op onze planeet




Een leven op onze planeet, David Attenborough

“Om ons bestaan te kunnen voortzetten, is meer nodig dan intelligentie. We hebben wijsheid nodig.”

David Attenborough is al lang niet meer een gewone man, nee, we noemen hem “Sir” en maken een diepe kniebuiging. Inmiddels 94. Tientallen malen de wereld rond, op vele plaatsen geweest waar we enkel kunnen van dromen, fantastische documentaires gemaakt. David Attenborough heeft van “een leven op onze planeet” zijn getuigenis, een “intellectueel testament” gemaakt. Hij kijkt terug op zijn leven, wat hij zag en ziet, en verbindt. Hij is nog steeds erg gedreven, wijs en bekommerd. Naast de documentaire is er ook een boek. Zoals steeds geeft de minzame man zijn boodschap helder en éénduidig. “Het verlies aan biodiversiteit is duizelingwekkend”, een beknopte samenvatting van de andere honderden boeken in je boekenkast. Het gaat niet om het redden van de planeet, we moeten onszelf redden.

 


Waarom schrijft iemand als David Attenborough, niet enkel een wereldberoemd documentairemaker maar ook een wetenschapper, een getuigenis? Waarom verlaat hij het pad van de feiten en legt hij een getuigenis neer? Hij geeft zelf het antwoord: “Ik zou willen dat ik deze strijd niet hoefde te leveren, omdat ik zou willen dat hij niet nodig was. Maar ik heb in mijn leven ongelooflijk veel geluk gehad en ik zou me schuldig voelen als ik de problemen wel onder ogen zou zien, maar ze vervolgens zou negeren.” 

Het boek bestaat uit drie delen, aangevuld met een inleiding en een slot. In deel 1 kijkt hij terug op zijn leven, deel 2 bevat wat ons te wachten staat en deel 3 bevat een toekomstvisie. In deel 1 beschrijft hij tien periodes uit zijn leven, gaande van 1937 tot 2020. De periodes starten telkens bij een nieuwe fase in zijn leven. Op elk tijdstip vermeldt hij de grootte van de wereldbevolking, de hoeveelheid koolstof in ppm en het percentage wilde natuur. Je leest over zijn fascinatie voor de natuur, zijn carrière bij de BBC, zijn interesse in antropologie, zijn expedities, … Hij vertelt ook over zijn hoe ecologische inzichten vorm kregen. In het verhaal over de Serengeti, periode 1960, bij voorbeeld toont hij aan dat de ecosystemen weliswaar nauw verweven, maar niet noodzakelijkerwijs robuust zijn. In 1971 zette hij een expeditie op naar Nieuw-Guinea. Na lange, fysiek slopende, omzwervingen ontmoetten ze kort een groep mensen waarvan westerlingen het bestaan nog niet kenden. Ze “vingen een glimp op van de manier waarop alle mensen ooit hebben geleefd, in kleine groepen die al wat ze nodig hadden aantroffen in de natuur om hen heen. De hulpbronnen waarvan ze afhankelijk waren, hernieuwden zichzelf. Ze produceerden weinig of geen afval. Ze leefden duurzaam, in evenwicht met hun omgeving op zo’n manier dat het voor altijd zo zou kunnen doorgaan”. Daarna ging het snel, “Life on earth””, “The blue planet”, en “Frozen planet”. Hij vertelt over het verdwijnen van de koraalriffen, overbevissing, het instorten van ecosystemen, …

Deel 2 bevat toekomstscenario’s. Ook in dit deel vertrekt hij vanuit wetenschappelijke kennis. Hij beschouwt zijn leven als een ooggetuigenverslag van de versnelling, bij voorbeeld waterverbruik, de verzuring van de oceaan, de hoeveelheid kooldioxide … alle hebben ze de vorm van een hockeystick. Daarna volgt een korte, krachtige en pittige beschrijving van wat ons te wachten staat als er niet ingegrepen wordt, beschreven per decade en met vermelding van de regio. Een hoofdstuk dat je liever niet leest. Het deel is een kantelpunt in het boek, een kanteling van probleem naar oplossing..

Om een beeld te bieden van de mondiale knelpunten valt hij, uiteraard, terug op het bekende planetairegrenzenmodel van Johan Rockström en zijn collega’s. Voor de oplossing kijkt hij naar het donutmodel van Kate Raworth. Het is geen toeval dat de stabiliteit van de planeet wankelt, precies op het moment dat haar biodiversiteit is afgenomen. Om de stabiliteit van de planeet te herstellen, moeten we dus de biodiversiteit herstellen. De oplossing is eenvoudig, herstel de biodiversiteit, en gebruik de natuur als wegwijzer. “Rewilding “ is een deel van de oplossing. Hoe we dat best doen, vertelt hij in deel 3. De natuur ruimte geven, eerst de mariene natuur, later ook op land. Hij vertelt ook over het knelpunt “groei”, en vooral groeibehoefte, over de omschakeling naar schone energie, over het omgaan met de bevolkingspiek en over een meer evenwichtigere vorm van leven.

 

Wat het meest indruk op hem maakte in zijn leven, was een gebeurtenis in 1968. Hij beschrijft zeer gedetailleerd zijn ervaringen vier dagen voor kerstmis in 1968. Hij was in de internationale controlekamer van het BBC-televisiecentrum en ervaarde de beelden die vanuit de Apollo 8 naar de aarde werden gezonden. Hij kreeg het eerste beeld te zien dat de hele mensheid bevatt, het belangrijkste inzicht uit onze tijd, dat onze planeet klein, eenzaam en kwetsbaar is, een volledig gesloten systeem. Verder in het boek gebruikt hij dit beeld en vergelijkt het met gesloten systemen zoals een bacteriële kweek in een petrischaal. Ook dat evolueert volgens het patroon van een hockeystick. Na de logaritmische stijging volgt een kort kantelpunt. Als documentairemaker kent hij als geen ander de kracht van een beeld. Het beeld dat hij in het boek gebruikt, is de ramp van Tsjernobyl. Dit beeld balt een desastreuse vernietiging van de planeetbewoners samen. Ook tijdens de ramp in Tsjernobyl werd een kantelpunt overschreden en volgden een reeks onvoorspelbare, niet meer controleerbare, onomkeerbare, dramatische gebeurtenissen. Ook aan het eind, in zijn conclusie, komt hij hier op terug. Hij beschrijft hoe stilaan de natuur Tsjernobyl terug inpalmt. “Hoe ernstig onze fouten ook zijn, de natuur lijkt ze ongedaan te kunnen maken, mits ze de kans krijgt”.

Het project, een boek en een documentaire, nam jaren in beslag. Het boek 256 pagina’s. Het bevat een beperkt aantal beelden. Achteraan vind je een verklarende woordenlijst, een dankwoord, de beeldverantwoording en de noten. Hij werkte samen met tientallen collega’s. Het project werd opgezet en uitgewerkt samen met het Wereld Natuur Fonds (WWF). Daarom doneert de uitgever ook 1 euro per boek aan het WWF. En wat steeds ook opvalt, achter dat gezicht, de aangename stem, de heldere taal en de éénduidige boodschap zit een onvoorstelbaar efficiënte en effectieve machine. Je kan de documentaire ook op netflix bekijken en David Attenborough op instagram volgen.

 

 

https://www.lsamsterdam.nl/boek/een-leven-op-onze-planeet/

Van plek naar gedeelde wij~k




Van plek naar gedeelde wij~k, stadsontwikkeling in dialoog met haar diverse bewoners, Greet De Brauwere, Tine Vanthuyne, An Lescrauwaet & Jolijn De Haene

Wat opvalt, is het woord “wij~k”. In het woord “wijk” gebruiken de auteurs een speciaal leesteken, de tilde. Meestal wordt het boven een letter aangebracht, maar onder meer in de natuurwetenschappen wordt het als zelfstandig symbool gebruikt. De auteurs willen de aandacht vragen én een speciale betekenis geven aan “wij~k”. Pagina 7 staat:  “wij~k” gaat over samenleven, over ‘wij als wijk’. Dat een woonwijk aandacht verdient, is niet nieuw in de ruimtelijke planning.

Het boek richt zich tot wie aan de slag wil in een wijk in verandering. Het biedt handvatten om de leefbaarheid in een woonwijk te verbeteren. De auteurs gebruiken vier invalshoeken: het concrete verhaal van hun eigen proces in de Gentse wijk Rabot-Blaisantvest, theoretische kaders, methodieken om concreet aan de slag te gaan en inspirerende praktijkervaring vanuit andere projecten op andere plaatsen, uiteraard in dezelfde periode.  Aangenaam is dat het boek grotendeels inzoomt op het derde deel, de methodieken. Het deel is héél concreet. Het biedt inspiratie aan anderen om op andere plaatsen een gelijkaardig proces op te zetten. Het boek wil de leefbaarheid in de stad verhogen. Het straalt een positieve aanpak uit. Samen op pad, verbinding zoeken en het geheel verbeteren.

Je leest een uitgebreid verslag van een proces met tips. Het doel is helder: het verhogen van de leefbaarheid. Je doet dat met mensen niet met stenen, plannen en procedures. Praten helpt en samen wandelen werkt verbindend. Soms wordt het zo concreet dat het lijkt op een draaiboek voor de organisatie van een info-avond (meebrengen van magneten, maken deelnemerslijst, vlaggetje voor elke deelnemer, …). Dat een uitgeverij als Garant zich toelegt op wetenschappelijke uitgaven is bekend. Garant richt zich ook op het brede publiek, maar deze info is wel zeer concreet.

Het boek is het verslag van één concreet project. Wellicht weten alle Gentenaars waar de wijk Rabot-Blaisantvest ligt, maar een kaart met de situering van de wijk in Gent ontbreekt. Op hoofdlijn zijn er twee zaken die een ruimere toelichting verdienen, nl. de wetenschappelijke context en de beleidscontext. Vanuit de wetenschappelijke context had ik verwacht dat er eerst werd uitgelegd wat leefbaarheid is, hoe dit gemeten wordt, hoe de leefbaarheid in Gent is per wijk, waarom de Rabot-Blaisantvestwijk gekozen wordt enzoverder. Ten tweede, nergens wordt ingezoomd op beleidskeuzen, intenties, perspectieven. Je vindt geen ruimtelijke plannen maar wel praatkaarten, je vindt geen bestuurlijke beslissingen noch uitgestippelde juridische procedures maar wel gedeelde ervaringen. Uitgerekend voor Gent is dat toch merkwaardig. Stadsvernieuwing speelt er al lang, gaande van de vele discussies over het Patershol, het tijdschrift “wijken of wonen” van de jaren tachtig (vorige eeuw !), met onder andere Filip Watteeuw en Marc Heughebaert in de redactie (beiden nog actief in Gent), de studies van de groep van bestuurskundige Filip de Rynck (bijvoorbeeld, burgerparticipatie in Vlaamse steden, naar een innoverend participatiebeleid, De Rynck, F. en Dezeure, K.), de activiteiten van het Lab van Troje (zie bij voorbeeld het cahier “Leefstraat”), …

Het boek telt 167 pagina’s. In het boek vind je vele foto’s en illustraties. De pagina’s werden niet volgepropt met tekst, de vormgeving is speels. Inhoud en vorm zijn goed op elkaar afgestemd. De vier invalshoeken kregen een eigen kleuraccent. Het boek is erg concreet en biedt inderdaad vele handvatten om zelf aan de slag te gaan. Achteraan werd een wandelboek toegevoegd voor de wijk Rabot-Blaisantvest. Om het boek beter te begrijpen, is kennis over en betrokkenheid met Gent een onbetwistbaar voordeel. 

 

http://www.maklu.be/MakluEnGarant/BookDetails.aspx?id=9789044137521

Smaakvol

 




Smaakvol, duurzaam koken met lekkers van dichtbij, Elise Van de Poele

 

Het boek “smaakvol” is een kookboek. Zoals het hoort, vind je dus recepten.  De recepten werden  opgedeeld per seizoen. Het boek start met de herfstrecepten, gevolgd door winter, lente en zomer. Voor elk recept vind je een foto, een tekst met de te volgen werkwijze, de lijst met ingrediënten en de bereidingstijd. Meestal staat er ook een korte tekst met een appreciatie of een tip. En welke recepten vind je? Pasta met bloemkool, kalkoenstoofpotje, linzengehaktballetjes, walnotenfrangipane met peren, homemade fishsticks,  feesthummus van witte bonen, vegan optie van de minestrone, volledige kip met venkel en appelwijn, … Niet twijfelen, ook frieten, mayonaise, hoeveboter, zout, … komen aan bod.

De subtitel “duurzaam koken met lekkers van dichtbij” wordt uitgelegd. Het uitgangspunt voor de keuze van de recepten is eenvoudig. De auteur kiest voor de smaak, en dus de kwaliteit. Ze kiest voor recepten waarin vlees, vis en zuivel niet langer de hoofdrol spelen. Ze zijn de smaakmakers. Het is dus geen kookboek voor vegetariërs noch veganisten. Ze kiest ook voor lokaal beschikbare ingrediënten. Ze kiest bewust. Wat je niet in het boek vindt, is de wetenschappelijke en/of cijfermatig onderbouwde keuzes. Ze noemt haar keuze een middenweg, gebaseerd op gezond verstand. Ze stelt zich de vraag of je alle smaakpatronen die we sinds grootmoeders tijd kennen op korte tijd door iedereen moeten worden vervangen. Ze pleit voor kleine haalbare wijzigingen en vooral lokaal gekocht voedsel. Wijzigingen die iedereen haalbaar zijn, opdat iedereen zijn eigen voetafdruk kan verkleinen.

Het is een kookboek en telt 217 pagina’s. De maatschappelijke boodschap is beknopt en duidelijk. Al maar goed, want een kookboek koop je voor de recepten. Vele recepten vragen een behoorlijke bereidingstijd. En verder vind je vele mooie foto’s van de gerechten, aangevuld met landschappelijke foto’s, foto’s van kinderen, en beknopte gedachten. Voordeel is dat je (bijna ?) alle ingrediënten in je tuin (of de tuin van je buurman), in de kleinhandel om de hoek of in een lokale supermarkt vindt. Geen gedoe dus met een  zoektocht op het internet of een lange speurtocht in een stad naar gespecialiseerde winkels. Jammer genoeg heb ik nog niet alles geproefd, want het oogt zo verleidelijk.

https://www.standaardboekhandel.be/p/smaakvol-9789022337585

De voetprintariër

 




De voetprintariër, naar een modern leven met een positieve voetafdruk, Kees Aarts

Bij de pakken blijven zitten, is geen optie. Als je overtuigd bent van de ernst van de klimaatcrisis, dan sta je op en handel je.

Twijfel niet, Kees Aarts heeft lef. Een boek op de markt brengen met als titel een onbestaand woord. En toch klinkt het niet onbekend. Even de taalbank raadplegen. “Voetprintariër is geïnspireerd op de Engelse term footprintarian en dus samengesteld met voetprint (een hybride samenstelling van voetafdruk en footprint) en het laatste deel van vegetariër, waarmee gewoonlijk namen van personen worden gevormd die een bepaald type voedsel gebruiken. Nu kun je ecologische voetafdrukken (of klimaat- dan wel koolstofvoetafdrukken) niet eten, dus vanuit dat perspectief is voetprintariër wel een vreemd woord. Dat het een vreemd woord is, blijkt ook uit het feit dat je bij het lezen van voetprintariër wellicht even de neiging hebt het op te vatten als de naam van een soort ariër (een Indo-Europeaan). Deze mogelijke verwarring is een faalfactor voor voetprintariër, maar geen garantie dat dit (inadequate) woord weer snel zal verdwijnen”. Als definitie gebruikt de taalbank “iemand die een dieet volgt waarmee hij een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk nalaat”.

Kees Aarts gaat verder in zijn invulling van het door hem gekozen begrip “voetprintariër”. Uiteraard vertrekt hij ook van het idee van de afdruk die een individu of een groep van individuen nalaat. Hij kent ook uitdrukkelijk een (streef)doel toe aan een voetprintariër, die WIL zijn voetafdruk verkleinen. Een voetprintariër combineert kennis met een overtuiging en een levensattitude. Een voetprintariër verbiedt niemand iets, begrijpt dat niet iedereen altijd kan bijdragen aan een oplossing voor het milieuprobleem, kijkt naar alle onderdelen van leven, handelen, kopen en activiteiten, maakt afwegingen rondom wat wel en niet past binnen de doelstellingen. “Kortom: de voetprintariër geeft op een positieve manier uitleg aan keuzes die mensen maken”. Een beschrijving van een levensattitude die niet iedereen gegeven is. Gevolg, enkel een beperkt aantal mensen kan voetprintariër worden. En wellicht was en is dat juist niet de bedoeling.

Het doel van het boek is mensen motiveren, prikkelen tot engagement. Als je begrijpt en beseft dat de planeet naar de verdoemenis gaat, doe dan iets, sta recht en handel. En kom niet af met bedenkingen dat je eigen bijdragen niet opwegen, dat … begin bij jezelf, verander vandaag. En zoals Greta Thunberg het zo dikwijls zei “no one is too small to make difference”.

Kees Aarts handelt, hij is een echte entrepreneur. Hij richtte het bedrijf Protix op. Protix kweekt duurzame grondstoffen voor veevoer en vleesvervangers. Miljoenen vliegen zetten voedingsresten (industrieel) om in eetbare eiwitten. Het bedrijf begon in Nederland en plant nieuwe “vliegenkwekerijen” elders in Europa en Noord-Amerika.

Het boek heeft iets apostolisch, sta op en bekeer. En als je dan rechtstaat, stopt Kees Aarts je nog een stapel debatfiches in je tas. Een behoorlijk deel van het boek laat zich lezen als een stapel losse, maar telkens uitgebreide steekkaarten voor een publiek of een politiek debat. Locatie en vorm zijn daarvoor niet relevant, dus het kan gaan om een formele locatie zoals een cultuurtempel, een radiostudio of een tooggesprek in het lokale café. Een voorbeeld, het “gemeengoeddilemma”. Een mooie term om The Tragedy of the commons” van Hardin te duiden. Hij stipt Hardin aan en geeft twee concrete voorbeelden. Daarna schrijft hij aan wat hij van een voetprintariër verwacht, nl. kennis van het gemeengoeddilemma, besef dat systemen maxima kennen en dat het in elkaar stuikt als je over dat maximum gaat. Bovendien verwacht de auteur dat een voetprintariër als basisprincipe openstaat voor overleg en informatie en die gebruikt voor het kiezen van de marsroute. Wellicht pijnlijk voor Kees Aarts maar niet zo veel mensen voldoen aan die eisen. En dat is nog maar voor één onderdeel. Het tekstblok dat hier aan vooraf gaat, behandelt “co2 eenvoudig uitgelegd” en het volgende is “wetenschap en meningen”. Bij boeken is het een voordeel dat er een inhoudelijke relatie is tussen de tekstblokken die elkaar opvolgen, en die ontbreekt. Jammer.

Het leukste deel is “voetafdruk in je dagelijkse leven”. Hij start met je LGI (Lichaam Gezelligheid Index), een goede carrière, je relatie uit het slop trekken, je huis, je eetpatroon, je vervoer, je vakantie, je spullen, je werk en je kunst. Het is leuk, maar het is ook een allegaartje. Aarts houdt je een spiegel voor en, belangrijk, stelt je regelmatig gerust dat je niet ‘tot het gaatje’ moet gaan.

Het is geen boek met een spanningsboog zoals een thriller waarbij je naar het eind gezogen wordt. Het bevat vele losse stukjes, bijna los van elkaar, en lijkt soms wat op een weinig geordende gedachtecollectie. Telkens neemt hij één gedachte, bijvoorbeeld Tragedy of the commons, verwijst tussendoor héél kort naar de (wetenschappelijke) achtergrond, legt het bevattelijk uit, regelmatig met een voorbeeld, maakt keuzes en vertelt ze. Allemaal mooi, maar als boek (soms) erg vrijblijvend. Kortom, positief, oprecht, handelt, begint zelf, gaat niets uit de weg, maar soms wat vrijblijvend en de samenhang kan beter.

https://webwinkel.uitgeverijprometheus.nl/book/kees-aarts

Middenveld




Middenveld, tussen aanval en verdediging, Stijn Oosterlynck, Lode Vermeersch, Bram Verschuere, Filip De Rynck, Miet Lamberts, Bart Verhaeghe

Op de cover staat een figuur met tientallen mensen, opgedeeld in kleine groepjes, soms alleen, en met elkaar verbonden via tientallen lijnen. Ze gaan in diverse richtingen, doen verschillende dingen (kijken stappen, praten, zitten). Ze bevinden zich allen in dezelfde ruimte. De figuur is een uitsnede uit die ruimte. Begrenzingen aan de ruimte zijn er niet of zijn niet zichtbaar. Als mensen bewegen, wekken ze de indruk de lijnen te volgen, net alsof het paden zijn. De structuur van de lijnen is niet te vatten in een afgebakende structuur zoals een vierkant, cirkel, een bijenraat, … Er is geen hiërarchie zichtbaar tussen de mensen, noch sturing. Op de cover staat ook een tekst: “’het middenveld’ is de verzamelnaam voor het verenigingsleven in Vlaanderen. Het staat voor de maatschappelijke ruimte tussen individuele burgers, de markt en de overheid. In die ruimte ontmoeten mensen elkaar, smeden ze nieuwe banden, denken ze publieke diensten uit of doen ze aan politiek. Steunt dat middenveld op zijn tradities of vernieuwt het zich voor de toekomst?” Het is dus geen boek over voetbal, en onze bekendste middenvelder Kevin De Bruyne komt niet aan bod.

Dat het middenveld interessant is voor de politiek lezen we regelmatig. Het middenveld wordt deels gevoed met subsidies. Volgens de krant De Tijd  (25/08/20) was er in 2019 een sterke stijging van de subsidies die Vlaanderen aan het middenveld betaalde. Opmerkelijk, twee derde van het budget stroomt naar de christelijke zuil. Verder staat in het artikel: “ … de Vlaamse overheid stak hen vorig jaar 605 miljoen euro subsidies toe ... een stijging met 143 miljoen euro of een derde ten opzichte van een jaar eerder ...  stijging is vooral een gevolg van de overheveling van bevoegdheden naar de deelstaten …beter zicht over het geheel overweegt de Vlaamse regering … een subsidiedatabank …”. Subsidiëren leidt voortdurend tot gedachtewisselingen. Wat wil je, inspanningen of resultaten? En leidt dit tot afhankelijkheid? Hoe ga je daar mee om? En welk deel van het middenveld subsidieer je, en welk niet? Welke verenigingen worden gekozen of niet? Enz. Een moeilijk vraagstuk. Maar het laat aanvoelen dat het maatschappelijk héél relevant is om het middenveld grondig te onderzoeken.

“Het boek is geen wetenschappelijk eindrapport, maar een relatief kort, hanteerbaar en leesbaar verslag dat inzicht en inspiratie wil bieden”, een zin die letterlijk uit het boek werd geplukt. Het telt 134 pagina’s. Het idee voor het onderzoek ontstond in 2013 tijdens een Werktank Middenveld, een seminarie met vertegenwoordigers van het middenveld en onderzoekers. De Werktank werd georganiseerd door de Verenigde Verenigingen, een netwerk van Vlaamse middenveldorganisaties. Het boek brengt verslag uit van een sociaalwetenschappelijk onderzoeksproject dat vier jaar duurde, van 2016 tot december 2019, en de naam Civil Society Flanders (CSI Flanders) droeg.

Middenveldorganisaties worden niet opgericht door overheden en bedrijven, maar door mensen zoals u en ik. Ze beschouwen inkomsten niet als een doel. Geld is een middel om maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Het Vlaamse middenveld bestaat voor de onderzoekers uit drie grote sectoren: welzijn, sociale economie en de sociaal-culturele sector. De drie sectoren worden opgedeeld in 11 segmenten.

Het boek telt negen hoofdstukken. Hoofdstuk 1 “spannende tijden voor het middenveld” gaat in op ‘middenveldinnovatie’. Wat verder staat dat “vernieuwing en innovatie” glibberige termen zijn., een treffende omschrijving. Het lijdt geen twijfel, de auteurs zijn op hun hoede. Ze beschrijven vier verschillende vormen van innovatie. Ten eerste, kan innovatie gericht zijn op de transformatie van maatschappelijke verhoudingen. Femma bijvoorbeeld pleit voor gendergelijkheid, onder meer door de invoering van hun kortere werkweek (30 uren). Ten tweede, de transformatie van de relaties tussen organisaties. De sector van het jeugdwerk bijvoorbeeld streeft naar meer diversiteit door ervoor te zorgen dat er voor iedere groep in de samenleving een aanbod is. Ten derde door de transformatie van relaties binnen de organisatie. Rikolto bijvoorbeeld veranderde van een Vlaamse organisatie met een netwerk in het buitenland naar een internationaal netwerk van autonome afdelingen. Ten slotte, ten vierde, de transformatie van de interne menselijke verhoudingen en interacties. Een welzijnsorganisatie wil bijvoorbeeld meer kwaliteitsvolle ondersteuning bieden. Daarvoor heeft ze meer geld nodig heeft, legt als gevolg daarvan meer werk bij zichzelf, en wijzigt daardoor zelf de relaties in de eigen organisatie.

In de andere hoofdstukken komt achtereenvolgens de politieke rol (hoofdstuk 2), de vermarkting (hoofdstuk 3), de nieuwe Vlamingen (hoofdstuk 4), de relatie tussen de Vlaamse overheid en het Vlaamse middenveld (hoofdstuk 5), de lokale overheid en het lokale middenveld (hoofdstuk 6), de beroepskrachten (hoofdstuk 7) en de vrijwilligers (hoofdstuk 8) aan bod. Omdat het een heel compact boek is, met heel veel gebundelde onderzoeksgegevens, licht ik er één hoofdstuk uit, hoofdstuk 6, het hoofdstuk over de lokale overheid en het lokale middenveld. Een hoofdstuk waar iedereen mee te maken heeft, gewoon omdat iedereen ergens woont.

Er werd gestart met een inventaris van het middenveld op basis van een onderzoek in 14 (van de ongeveer 300, het aantal daalde licht tijdens de onderzoeksperiode door enkele lokale fusies) gemeenten. De aard van de gemeente bepaalde deels de aard van het middenveld, meer gericht op natuur en milieu, meer gericht op buurtwerking, meer gericht op ziekte en gezondheid, meer gericht op ouderen. Belangrijkste besluit is dat er weinig tot geen sprake is van een prestatiegerichte aansturing. Uit het meer diepgaande onderzoek in vijf gemeenten volgt dat het gevestigde middenveld sterk vergrijst, dat vele groepen deel uitmaken van het Vlaamse middenveld, dat de relatie tussen middenveld en lokaal bestuur veeleer traditioneel is (steun via infrastructuur), dat “de klad zit in de meeste adviesraden” en dat het lokale middenveld en het lokale bestuur over het algemeen naast elkaar leven. Ze hebben een LAT-relatie. Daarnaast was er een caseonderzoek naar lokale organisaties waar armen het woord nemen. Er was ook een caseonderzoek in drie gemeenten (Gent, Eeklo, Turnhout) over lokale netwerken rond duurzame energieproductie en vluchtelingenwerk. Hierin viel telkens het belang van de grenswerkers op. De bereikbaarheid van politici is belangrijk, de ambtenaren zijn cruciaal in het grenswerk.

Enkele bedenkingen

Het eerste wat opvalt, is het traject. Het is een lang traject. Het idee werd geopperd in 2013, en daarna duurde het drie jaar voor het onderzoek startte. Het onderzoek liep van 2016 tot 2019. Een lang traject. Het staat er niet expliciet, maar, in zo’n onderzoek in Vlaanderen kan je niet omheen Filip De Rynck. Als hoogleraar bestuurskunde is hij uitstekend geplaatst voor zo’n omvattend onderzoek, én zeer beslagen in zo’n onderzoek. Inmiddels draagt hij de titel “emeritus”, wat hij wellicht niet verwachtte toen het idee voor het onderzoek gelanceerd werd. De lengte van het traject staat in contrast met de dynamiek van het onderwerp. Het middenveld beweegt voortdurend en verandert continu van vorm. Maar het is nu éénmaal kiezen, ofwel doe je een kort onderzoek, en dan is de bedenking snel gemaakt dat het “veeleer oppervlakkig” is, ofwel doe je een lang en intens onderzoek. Je kiest.

Het tweede dat opvalt, is dat het een gigantische hoeveelheid onderzoek omvat. Het is ruim in de breedte en bevat ook een aantal cases waarbij op deelonderwerpen werd ingezoomd. Inhoudelijk zijn er meer onderzoekers betrokken dan de 6 auteurs. Het hoofdstuk over de lokale overheid en het lokale middenveld bijvoorbeeld is van de hand van Filip De Rynck, Raf Pauly en Tess Hitchins. De laatste twee werden niet vermeld als auteur van het boek. Er is aan de ene zijde veel onderzoek verricht, aan de andere zijde is het soms beperkt. De survey is beperkt tot 14 gemeenten, in een volgende stap werd met vijf gemeenten gewerkt, en voor de cases met drie. Je zou kunnen stellen dat maar een beperkt aantal gemeenten onderzocht werd, soms tot 1 procent. Maar, de onderzoekers kunnen bogen op kennis en ervaring, en hebben bewust gekozen.

Ten derde, een onderzoek over het middenveld uitvoeren zonder bij het middenveld op de koffie te gaan, is natuurlijk vloeken in de kerk. Het idee om het onderzoek op te zetten, werd samen geformuleerd. Het uitgelichte hoofdstuk laat zien dat ook het middenveld intens betrokken en bevraagd werd tijdens het onderzoek.

Ten vierde, even naar de inhoud van het hoofdstuk over de lokale overheden en het lokale middenveld. Je zou kunnen opperen dat de inhoud niet zo verwonderlijk is. Het middenveld vergrijst, er is een zakelijke relatie tussen lokale overheid en lokale middenveld, er zijn lokale verschillen afhankelijk van het karakter van de gemeente, enz. Voordeel is dat het onderzocht werd, vergeleken en gestaafd. Belangrijker, via de cases werd aangetoond waar mogelijkheden liggen, én wat tot goede resultaten kan leiden. Bereikbaarheid en luisterbereidheid van de politiek is noodzakelijk, maar goede resultaten vereisen (creatieve) grenswerkers, en vooral gemotiveerde en geëngageerde ambtenaren. Zij kunnen het verschil maken. Merkwaardig, politici en ambtenaren worden verloond, het middenveld zoekt naarstig subsidies, veelal voor onkosten, en drijft op engagement. Juist het engagement van (individuele) ambtenaren maakt het verschil in het resultaat bij de cases, en dus niet de politiek noch het middenveld. Merkwaardig, want de laatste jaren zijn er voortdurend politici die vinden dat administraties regelmatig een onvoldoende verdienen, tot soms overbodig zijn. Weinig politici pleiten voor een sterke, en solide administratie. Wat ook opvalt, is dat het niet het loon van de ambtenaar noch zijn vaardigheden het verschil maken, wel zijn engagement, een onderwerp dat zelden op de lijst van selectiecriteria staat. De bedenking doet wat denken aan de pleidooien die Eckhart Kuijcken in de jaren tachtig hield als toenmalig voorzitter van Natuurreservaten. Hij vond dat “zijn” mensen voluit moesten ijveren om de stoelen in de administraties te bezetten. Hij wilde zo vooral de “marsrichting” van de administratie veranderen. Het tomeloze engagement van vele leden was mooi meegenomen. 

En tot slot, blijft de vraag of het boek tegemoet komt aan het doel waarvoor het opgezet werd. Het middenveld vroeg en kreeg een wegwijzer voor innovatie. Als je het werk van zes onderzoekers over vier jaar samenbrengt in een boek van 134 pagina’s, krijg je natuurlijk een afgewogen en gepolijste tekst met een hoog abstractieniveau waar je veel kanten mee uit kan.  De vorm van het boek is een hulp, het is meer dan een traditioneel boek Het brengt niet enkel een duidelijk beeld over wie het middenveld is en hoe het werkt. Het biedt het middenveld handvatten voor zelfevaluatie en voor het verbeteren van zijn efficiëntie en effectiviteit. Zeker wat de innovatieve cases betreft bereikt het onderzoek wat het beoogt, een wegwijzer voor de toekomst aanreiken. Naast het boek is er een uitgebreide website. Zeven stellingen stimuleren de gedachtewisselingen in elke organisatie en tussen de organisaties. Maar het is ook een compact wetenschappelijk verslag, en geen (stations)roman. Nadenken helpt.

https://www.lannoo.be/nl/middenveld

donderdag 26 november 2020

Berichten uit de vallei

 




Berichten uit de vallei, natuurlogboek

Stefan Brijs

Stefaan Brijs woont al een vijftal jaar in de buurt van Malaga. Al snel schreef hij zijn eerste boek over zijn omgeving, met aandacht voor het uitzicht en het landschap, de politiek en de gebruiken. Hij bundelt zijn ervaringen per maand, beginnend met oudjaar. Hij brengt vooral in beeld wat anders is, wat vragen oproept, wat verwondering wekt. Inmiddels heeft hij een tweede boek gepubliceerd over zijn omgeving. In de nabijheid van zijn woning heeft hij een schrijfhut. Hij beschrijft wat hij ziet en hoort, en ook wat hij ruikt en voelt.

Brijs is een attent waarnemer, een échte liefhebber van natuur, die spontaan verwonderd kan zijn, die graag weet en zich ongemakkelijk voelt bij het “niet-kennen”, en bovendien een briljant taalvirtuoos. Resultaat? Zuiver genot voor een taal- en natuurliefhebber, in de échte betekenis van het woord: iemand die lief heeft. Stukjes tekst citeren zou hem te kort doen, zeker zijn natuurbeschrijvingen. Intrigerend zijn bijvoorbeeld zijn gedreven zoektocht naar bijeneters, zijn verhaal over flamingo’s, het kraanvogelconcert en ga zo maar door. Hij gaat regelmatig op pad in de buurt en beschrijft dit nauwgezet.  Maar ook zinnen zoals “er is iets aan de hand met de agaves” en dan volgt een zoektocht. Hoe gedreven hij kan zijn in zijn zoektochten naar informatie kwam uitstekend tot uiting in De Engelenmaker (2005) en Post voor mevrouw Bromley (2011). Uitgevlooid, overdacht, prachtig geschreven en met een schitterende spanningsboog.

Het is een schijnbaar kabbelend boek. Een fluitende vogel op een elektriciteitsdraad, een kikker in de skimmer van een zwembad, een bijeneter in een wand, een zwaluw die jaarlijks hetzelfde nest betrekt, een torenvalk die jongen op de wereld zet, … Hij neemt waar en noteert, maakt dus een logboek en schrijft zalig. Hoewel het geen écht dagboek is, duiken regelmatig persoonlijke stukjes informatie op. Het boek valt uiteen in vier delen, één per seizoen. Het start met de zwaluwen die de lente aanreiken en eindigt met de terugkeer van de eerste zwaluw. Maar, gelukkig, dit is maar een stuk van het verhaal. Ook de sluipende wijzigingen in zijn nabije en ruimere omgeving komen aan bod. Merkwaardig, hij is oprecht blij met de kleine dingen van (elke) dag.

Natuur moet wijken voor landbouw: olijven, aardbeien (meestal in plastic kassen), mango’s en waterslurpende avocado’s. Als de oprukkende graafmachines ook de rotspartijen in zijn nabije omgeving platleggen, loopt hij zijn schrijfhut uit en voorkomt dat het allerlaatste stukje verdwijnt. Hij documenteert het verlies aan natuur, zoekt nauwgezet data over neerslag en waterstanden, beschrijft de voorkeur voor inkomsten (vooral landbouwinkomsten) en plaatst het geheel in zijn context. De natuur wordt bedreigd door de mens en dat leidt, met zeer hoge snelheid, tot verlies aan kwaliteit én kwantiteit van natuur. Klimaatverandering en biodiversiteitsverlies zijn twee gelijklopende processen. Het grote verhaal van Rockström vult hij heel concreet in. Hij vertelt het lokale, kleine verhaal en plaatst het in het grote, mondiale verhaal.

Dromen over zonnigere bestemmingen doen we graag. Er gaan wonen lijkt voor velen nog aanlokkelijker. Brijs nam de beslissing, verliet Vlaanderen en verkoos de buurt van Malaga. Zon, zee, bergen, natuur, zon, stilte, uitzicht, rust en huis met zwembad. Wat wil je nog meer? Hij sluit het boek af met een “nagekomen bericht”. Hij beschrijft een trip naar de Extremadura op zoek naar kraanvogels en naar twee zeldzame vogelsoorten, de kleine trap en de grote trap. Hij geniet, met wat geluk, van een gigantisch kraanvogelconcert en bespeurt uitzonderlijk enkele kleine trappen. Een grote trap vindt hij niet. Hij ontmoet een bioloog die vertelt over de teloorgang van de kleine trap de afgelopen 20 jaar, hoe er duizenden waren en er nu nog maar enkele overbleven. En hij sluit af met “vervang kleine trap door grutto” en dit verhaal situeert zich in Nederland”. Verwondering en teleurstelling in één boek.  

  

https://www.atlascontact.nl/boek/berichten-uit-de-vallei/

https://www.atlascontact.nl/boek/andalusisch-logboek-2/

Hypernatuur

 



Hypernatuur, planten met het oog op de toekomst, Cor van Gelderen en Wouter van der Tol

 

De openingszin bevat de essentie: “een tuin draait voor mij om ontroering”.  Verder staat in het woord vooraf dat de auteurs veel vaker écht geraakt werden door de ongewone schoonheid en harmonie in tuinen en parken dan in de natuur. “Hypernatuur” gaat over de mens die zijn best gedaan heeft om bijzondere natuur te scheppen. Cor van Gelder groeide op in een plantenkwekerij. Zijn ouders waren echte “planten-lief-hebbers” en die attitude stuurde zijn leven. Met zijn vriend Wouter van der Tol, fotograaf, maakte hij dit boek. Ze zwierven samen door vele tuinen in Europa. Cor van Gelderen is lovend over de vakkennis van zijn vriend, een “fotograaf met een scherp oog voor compositie en spanning”. De aanpak is dikwijls “veeleer architecturaal”, ze kiezen beelden, beschrijvingen en foto’s op basis van vorm en kleur. Ze kiezen, gelukkig, niet voortdurend voor zonovergoten foto’s. De beelden tonen combinaties van planten, waarbij kleuren en hoogtes bepalend zijn, en dus niet het licht. Dat je er als lezer niet noodzakelijk opgewekt van wordt, nemen ze er maar bij. Bij elke foto wordt ook vermeld in welke tuin de foto genomen werd. Uiteraard beseffen de auteurs dat niet iedereen in zijn eigen kleine(re) tuin, stadstuin of daktuin, eenzelfde beeld en eenzelfde ontroering kan vinden. Vele grote tuinen zijn immers exclusieve tuinen.   

Het? hypernatuur vereist een gestructureerd ontwerpproces. Je laat ruimte voor toeval en ontwikkeling, maar het is toch zorgvuldig doordacht. Planten staan centraal in tuinen. Planten gedijen vooral als de omstandigheden optimaal zijn. Cruciaal is dan ook de kennis van de standplaatskenmerken van planten en de keuze van goede/de juiste planten. Planten afgestemd op de omstandigheden bieden ook het voordeel dat ze beter bestand zijn tegen hitte, droogte, wateroverlast … Op die manier draagt de keuze van de planten bij aan klimaatadaptatie. Om hypernatuur te kunnen laten ontstaan, is niet enkel belangrijk de planten goed te kiezen in functie van de standplaats, maar vooral om de planten onderling in balans te kiezen, naar een combinatie van planten met complementaire eigenschappen die het beplantingsbeeld versterken. Voor de auteurs is hypernatuur op die manier méér dan natuur an sich, het is bedachte, geboetseerde natuur.

Het boek telt 256 pagina’s, ongeveer A4-pagina’s, werkwoord? harde kaft en verzorgde opmaak. Het onderwerp is niet “natuur”, maar “cultuur”. Het boek bespreekt tuinen. Het boek is geen ecologisch boek. Het uitgangspunt verschilt erg van wat gangbaar is in het natuurbehoud (ecocentrisch). In dit boek speelt de mens speelt een centrale rol (antropocentrisch), en voegt die een extra dimensie toe aan de natuur: de mens voegt schoonheid toe. Ook wordt er geen aandacht besteed aan bijvoorbeeld het al of niet autochtone karakter van planten. Het is een bladerboek met veel foto’s, met een uitgesproken standpunt. Planten worden, op hoofdlijn, in twee groepen opgedeeld, nl. “licht” en “schaduw”. Er worden 160 schaduwplanten en 118 zonplanten gekozen, voorgesteld en besproken. De subtitel, “planten met het oog op de toekomst”, slaat vooral op de levensduur van de tuin. Het is dus geen boek waar je, uitgaande van de nakende klimaatverandering, een intens en verantwoord pleidooi vindt om de soortenkeuze in je tuin volledig aan te passen. Je leest dus niet dat je zomereik best vervangt door pakweg kurkeik. Er staan veel planten in die je niet spontaan in de natuur aantreft. De beschrijvingen van de planten bevatten informatie en de mening van de auteurs. De auteurs bekijken graag ook de minder traditionele tuinplanten. Achteraan wordt ingegaan op het ontwerp van tuinen. Ze schetsen enkel een aantal ontwerpprincipes, en laten dus nog veel vrijheid om er mee om te springen. Het is dus geen bundeling van recepten die je blindelings kan uitvoeren voor de aanleg van een tuin. Je vindt ook een lijst van planten, een register, en een lijst van te bezoeken tuinen in Nederland, België, Frankrijk, Engeland, Ierland en de Verenigde Staten. En tot slot, een lijst van 8 “helaas niet te bezoeken”, waaronder de privé-tuin van beide auteurs.

https://www.bornmeer.nl/winkel/hypernatuur/

De slimste vogelgids junior

 



De slimste vogelgids junior, Jan Rodts

 

In de inleiding vertelt Jan Rodts hoe hij als achtjarige snaak de natuur in trok en schetsen maakte. Een degelijke vogelgids ontbrak, en dat vindt hij jammer, vandaar dat hij schrijft “had ik maar een  vogelgids”. Er had beter gestaan, “had ik maar deze vogeldgids”.

Alweer een vogelgids. In 2019 lanceerde Houtekiet een vogelgids van Jan Rodts met een uitdagende titel, “de slimste”. Moet je durven. Rodts gaat er prat op dat je in zijn gids alle vogels van België en Nederland vindt. Is hij daarom de slimste? Nee, hij hanteert een andere indeling. Vele gidsen beschrijven vogels per land (bv. vogels van Nieuw-Zeeland), per biotoop (watervogels), gedrag (zangvogels, roofvogels, …) of verwantschap (meeuwen, …). Jan Rodts gebruikt de grootte van de vogel. Intussen is de vijfde druk verschenen en werden meer dan 15 000 exemplaren verkocht.

Vooral de foto’s met aanwijsstreepjes zijn handig. Vogelaars hebben immers/gelukkig een jargon met zeer nauwgezette omschrijvingen van ‘vogelonderdelen’, die niet voor elke leek helder zijn. Voorbeelden? Bandering, mantel, wangvlek, vleugelstreep, snorstreep, baardstreep, mondstreep, oogmasker, teugel, kinvlek, baret, handpenprojectie, … In de gids worden ze telkens zeer nauwgezet aangeduid op de foto. Zalig.

In het begin is het even wennen. Een lengtemaat is voor velen moeilijk te schatten, vogels vliegen niet met een liniaal rond, en de foto’s van kleine en grote vogels zijn even groot afgedrukt in de gids. Daarom worden de vogels in vijf groepen opgedeeld. Via een icoontje kan je zien hoe de vogel zich verhoudt ten opzichte van de kleinste en de grootste vogel van de groep.

De tekst is uiteraard afgestemd op de tekst van het de vogelgids die Jan Rodts vorig jaar publiceerde, maar is toegankelijker. Hier zijn 90 van de 192 daarin vermelde soorten geselecteerd. Op de tijdsbalk staat informatie over de aanwezigheid in ons land, de periode dat het nest gebouwd wordt, eieren gelegd worden, en de jongen uitgevlogen zijn. De tekst werd ingekort en qua taal afgestemd op de doelgroep. Ook enkele rubrieken, zoals de namen in andere talen en de beschermingsstatus, zijn niet opgenomen. Tussendoor vertelt hij ook voor die vogel kenmerkend gedrag en met welke andere vogels je die ene vogel kan verwarren. Soms staat er ook iets over het geluid/de zang. Over de eieren lees je, en dat is aangenaam, niets. Op die manier worden kinderen niet gestimuleerd om op zoek te gaan naar het nest en de vogels op het nest te storen.

 

http://www.houtekiet.be/boeken/p/detail/de-slimste-vogelgids-junior

http://www.houtekiet.be/boeken/p/detail/de-slimste-vogelgids

Alleen op avontuur

 



Alleen op avontuur, alles over wandelen in je eentje, Lidewey van Noord

Complexloos en openhartig. Ontdek en leef.

 “De KNNV uitgeverij is gespecialiseerd in unieke publicaties over natuur en landschap.”, een zin die steevast in elke KNNV-publicatie staat. Het boek “Alleen op avontuur, alles over wandelen in je eentje” van Lidewey van Noord is zo’n publicatie. Ze verhuisde naar Piemonte, wandelt en schrijft. Geen woord over Barolo, maar wel over haar ervaring om alleen op pad te gaan. Ze vertelt openhartig over het proces om angst te laten wegglijden en vertrouwen te (her)winnen. Wandelen als therapie.

 Velen trekken de wijde wereld in en schrijven er een boek over, de ene aansluitend op haar/zijn puberteit, de ander tijdens de midlife, en een derde als prepensioen.  Ilja Leonard Pfeijffer kocht zich een oude fiets, nam zijn vriendin onder de arm en fietste naar Rome. Tussendoor leerde hij hoe je naar de wereld kijkt, geniet, en stapsgewijs de wereld overwint. Fotograaf Michiel Hendryckx trok op zijn veertigste met een ezel op pad, ruilde onderweg noodgedwongen de ezel voor een tractor, en maakte pas in Griekenland rechtsomkeer. De (andere) ezel opende vele deuren die voor hem gesloten bleven. Anderen gaan op stap met hun jonge spruit en genieten van de ervaring samen. Niet enkel in de westerse wereld gaan filosofie en wandelen hand in hand, ook in de oosterse. Waarom steeds die omgeving, het ons omringende landschap, een rol speelde, deed Ton Lemaire ons lang geleden al uit de doeken. Ook in de bedrijfswereld is het hot om voor een korte periode alles achter te laten, en een spectaculaire wandeltocht van enkele dagen te maken in bv. Lapland (zie bv. het artikel in De Tijd van Sofie Vanlommel, De Tijd 3/10/20). Langer lukt niet, want het werk wacht niet.

 

Is dit het wandelboek te veel? Nee. Ergens achteraan in het boek staat het, de mens wandelt “van oudsher”. Voor de twijfelaars, Robert Macfarlane schrijft er graag over. Overal lezen we gelijkaardige boodschappen. Een zoektocht naar jezelf, herbronnen, bosbaden, natuur tot je nemen, lange wandelingen, gelukkig voelen, recht op ongelukkig zijn, verkennen, nieuwe horizonten, stapsgewijs, vernieuwend, confronterend, en ga maar door. Robert Moor vat dit mooi samen, “een oud pad draagt wijsheid in zich”

 

In dit boek vind je dezelfde boodschap. Belangrijk verschil, het is een persoonlijke, openhartige en complexloze getuigenis, met context. Er is dus een hemelsbreed verschil met het boek “Met Nietzsche de bergen in” van John Kaag. De subtitel is weliswaar “worden wie je bent”,  maar het uitgangspunt is het gedachtegoed van Nietzsche, en de wijze om het te begrijpen is wandelen in de Zwitserse bergen op dezelfde locatie als Nietzsche wandelde. Tussendoor geeft Kaag diverse aanwijingen over hoe je Nietzsches theorie kan toepassen in je eigen leven. Bij Lidewey van Noord is wandelen het uitgangspunt. Ze vertelt over haar ervaringen. Ze vertelt niet over “de angst”, maar haar angst, en vult dat concreet in. Ze vertelt over hoe ze terugkeerde omdat ze haar zakmes vergat, en dan thuis oefent om het zo snel mogelijk te openen. En ze schrijft openhartig dat als ze iets wil doen aan haar angst, ze eerst haar zelfbeeld moet bijstellen.  Ze vertelt over de boze buitenwereld geleidelijk toegankelijker werd … Belangrijk, als je op stap gaat, doe dat op je eentje. Niet dat samen wandelen niet aangenaam kan zijn, integendeel, maar je bereikt niet hetzelfde doel.

 

Vanuit de psychologie wordt het belang van wandelen op je eentje aangeprezen. “De solowandelaar” verkeert altijd in het gezelschap van zijn eigen lichaam en eigen gedachten, die tijdens de wandeling dankzij het feit dat zij zich beiden door hetzelfde landschap bewegen, op natuurlijke wijze samen lijken te vallen, in evenwicht zijn. Ze beschrijft haar geluksmomenten, met als uitschieter haar kijk over de mistvelden met in de verte de Alpen. Verder beschrijft ze de wisselwerking die er ontstaat met de omgeving als je steeds dezelfde paden volgt, hoe ze haar angsten stapsgewijs overwon en wat dat telkens met haar deed, hoe ze haar eigen kracht leerde kennen, hoe ze leerde vertrouwen op haar eigen lichaam, en autonomie opbouwde, hoe ze milder werd voor haar eigen lijf, hoe je moet inzetten op kracht en veerkracht …Als je écht wil weten hoe wandelen als therapie werkt, is dit een handig boek, wandelen nog beter.

 

Lidewey van Noord koppelt haar eigen ervaring, uiteraard, ook aan literatuur. Niet toevallig duikt dan Stevenson op, die ruim een eeuw geleden door de Cevennes trok (1879). Gelukkig kijkt ze ook heel wat ruimer en situeert haar ervaringen in onze Westerse filosofie, telkens kort, maar to the point. Ze gebruikt een heel toegankelijke taal, met korte, heldere zinnen. Daarnaast heeft ze oog voor de ervaringen van andere solowandelaars. Het onderwerp om alleen te wandelen als vrouw, ontwijkt ze niet. Ze sluit haar boek af met een aantal tips. Verwacht niets nieuws, niets spectaculairs, geen wandelroutes, geen kaarten, geen vernieuwende aanpak. Het is een persoonlijke getuigenis met een kader. Het is een kort boek, centraal een tiental foto’s, en voor de rest een sobere uitgave. Eén lange avond lezen, en je bent er helemaal doorheen. Vergeet je regenjas niet, en vertrek.

 

https://knnvuitgeverij.nl/artikel/alleen-op-avontuur.html

 

 

Avontuurlijk wandelen in Vlaanderen

 




Avontuurlijk wandelen in Vlaanderen, Michaël Cassaert

Vroeger dwaalden vooral priesters met een boek door het landschap, brevierend. Vandaag nemen bewuste wandelaars hun eigen bijbelwandelboek mee.

Avontuurlijk wandelen in Vlaanderen bevat “20 tochten voor grote en kleine avonturiers dicht bij huis”. Acht van de 20 wandelingen liggen in Limburg. Het boek werd samengesteld en geschreven door Michaël Cassaert, met foto’s van Koen De Langhe. Michaël Cassaert werkt samen met uitgeverij Lannoo, een uitgeverij die zich intens toelegt op dergelijke uitgaves. Hét grote voordeel is dat het boek tientallen uren zoekwerk bespaart. Doorploegen van sites van toeristische diensten, uitspitten van natuurbeheerplannen, uitvlooien van wandelkaarten: allemaal niet meer nodig. En, belangrijker, alle trajecten werden vooraf bewandeld en geëvalueerd. Cassaert is een intellectuele puzzelaar en wandelt altijd, behalve als hij doodziek is, en deelt met het boek zijn ervaring. Gevolg, je wandelt veel beter mét het boek dan met een smartphone of enkel (een print van) een kaart.

De informatie over elke wandeling is zeer systematisch weergegeven in een strakke opmaak. Uiteraard vind je een kaart, en een gedetailleerde beschrijving. In het beschrijvende deel wordt veel aandacht besteed aan de natuur (vooral zien en horen). Verder vind je een beschrijving van het gebied (de “identiteitskaart”), de referentiepunten, hoe je op de startplaats geraakt, hoe avontuurlijk de wandeling is, enz. Het zijn het allemaal lussen, vertrek- en aankomstplaats zijn dezelfde. De overzichtskaart van Vlaanderen met “legenda wandelkaarten” vertelt veel over het opzet en de uitwerking. Wat de trajecten betreft vind je aanduidingen als “uitbreiding route”, “modderig pad”, “vlonderpaden”, “steile klim”, “behendigheid nodig” en “zoek zelf je weg”, informatie die duidelijk maakt dat je je naaldhakken best thuis laat. Een andere groep symbolen vertelt veel over de inhoud, zoals “bloemrijke ruigtes”, “watervogels”, “vogels”, “vlinders”, “sporen van wildlife”, enz. De lengte van de wandelingen bedraagt meestal anderhalf tot twee uur.  

Ik heb alvast één wandeling gelopen op een dag tijdens de herfstvakantie, volop in coronacrisis. Ik maakte de keuze op basis van de ligging. Het boek vermeldt ook de ideale periode, een tekstblok die ik beter vooraf gelezen had. Vooral weilanden zijn meer aanlokkelijk in het late voorjaar, een bedenking die voor de meeste wandelingen natuurlijk relevant is.

Vooraf, de eerste hindernis was het boek, toch wel wat dik als je gewoon bent om met één kaart op pad te gaan. Uitneembare kaarten kunnen handig zijn, behalve voor sloddervossen. Een deel van de tekst werd in een groene kleur gedrukt. Vanuit het standpunt van de leesbaarheid had men een betere keuze kunnen maken. Er wordt in het boek een heel duidelijk onderscheid gemaakt tussen de route en de achtergrondinformatie. Op die manier wordt de bruikbaarheid van het boek voor een langere tijd gegarandeerd. Ter plaatse was de overbevolking markant, en dus maar een mondmasker op in en om een natuurgebied. Meer natuur is inderdaad welkom in Vlaanderen. Mensen hangen rond een gesloten bezoekerscentrum met gesloten café. Bubbels worden voortdurend gekruist, anderen zitten op een bank en genieten van meegezeulde bubbels. Vlonders zijn niet geschikt voor het veilig kruisen. Het is dan kiezen tussen een risicocontact of natte voeten, wat een dilemma. De beschrijvingen in het boek zijn accuraat, volledig, gedetailleerd en informatief.  Een boek met avontuur voor kinderen en informatie voor ouderen.

https://www.lannoo.be/nl/avontuurlijk-wandelen-vlaanderen

Doe het zero

 




Doe het zero, Jessie en Nicky Kroon

Mooi, overzichtelijk en toegankelijk. De foto’s stralen sereniteit uit.

Plasticvrij leven willen velen, maar je botst telkens op gelijkaardige problemen: elke keer dat je thuis komt na een supermarktbezoek, ervaar je een teleurstelling. Vlamingen zijn dan weliswaar kampioen in het selectief sorteren, de hoeveelheid restafval per kg en per inwoner vandaag is erg vergelijkbaar met die van midden jaren 80 van de vorige eeuw. Jessie en Nicky Kroon laten je lezen hoe je dat kan aanpakken. Je bepaalt zelf je grens als je instapt. Mocht je hulp zoeken, dan kan je bijvoorbeeld terecht op https://info.meiplasticvrij.be/.

Ze delen kilo’s ervaring. En, het weze helder, het onderste moet écht niet uit de kan. Veiligheid en betrouwbaarheid zijn belangrijke criteria voor hen. Medicijnen, hulpmiddelen bij menstruatie, voorbehoedmiddelen, zonnebrandcrèmes, dat pakken ze niet aan. Blijft dat ene merkwaardige voorbeeld over haar-elastiekjes. Hoef je niet te kopen, raap ze op straat op en kook ze. Inhoudelijk klopt dat, maar doen ze dit nu omdat ze “prijsbewust” zijn of omdat ze milieubewust zijn?  Beide lopen soms behoorlijk parallel. Als je prijsbewust bent, ga je intenser nadenken over bijvoorbeeld herstel en hergebruik. De suggestie over de haarelastiekjes doet dan toch even denken aan een  inmiddels verdwenen tijdschrift in Nederland, de vrekkenkrant.  

Er is een uitgebreide inhoudstafel die snel laat zien wat je allemaal wel kan verwachten, opgedeeld in vier groepen, nl. badkamer, schoonmaken, keuken en speciale gelegenheden. Meer concreet lees je hoe bijvoorbeeld tandpasta, haarwax, conditioner, mascara, badbommen, handbalsem, wc-reiniger, afwasmiddelen, ontvetter, vlekkenverwijderaar, ijsthee, bananenijs, havermelk, maar ook confetti en vlaggetjes zelf kan maken. De nadruk ligt niet op voedsel, wel op de hele praktische organisatie van je leven. Het is allesomvattend.

Het is een ronduit prachtig boek. Toegankelijk geschreven, puttend uit eigen ervaring, boordevol concrete en haalbare tips, schitterende foto’s van vele eenvoudige objecten en een sobere lay-out. Gelukkig zijn er nog vormgevers die heel goed aanvoelen dat een pagina niet boordevol met tekst moet staan. Voor elk product werden twee icoontjes toegevoegd die de tijd en de moeilijkheidsgraad aangeven. Eenvoud in vorm en inhoud.

https://www.standaarduitgeverij.be/boek/doe-het-zero-9789044979138/

Maak je eigen jungle

 


Maak je eigen jungle, meer dierenleven in je tuin  Katja Staring, Anna Kemp & Kim Veenman


 “Bestaat er een jungle zonder Baloe de beer”? zou zo een vraag uit de quiz “de slimste mens” kunnen zijn. Ja. “En kan het dan wel een goed boek zijn? Ja. Dit boek biedt een originele kijk op een traditioneel onderwerp, je (eigen) tuin. Een tuin inrichten is eenvoudig. Vanuit de thermodynamica weten we dat natuur streeft naar maximale wanorde, en dat is tegelijk de optimale situatie voor een rijk planten- en dierenleven. Wat moet je doen om dat te bereiken? Antwoord: de natuur laten doen.

Wat is een tuin? Een ruimte op onze aarde. Ergens in een kast hebben we allen een document dat legitimeert dat dat stukje van de aardbol exclusief van ons is. Is dat wel zo? Dieren lezen die documenten niet. Voor dieren en planten is het een ruimte zoals een ander: sommige migreren dus door je tuin, enkele blijven er. Is een tuin een opgave of maak je er plezier? Minder inrichten, meer genieten, meer aanvaarden, en schijnbare nadelen ombuigen in voordelen. Een voorbeeld: “De mol maakt je tuinbodem luchtig en eet plaagdieren. Hij bezorgt je gratis verse, schone, luchtige potgrond, schep die weg en zaai op de kale plekken biologische wildebloemenzaadjes, bijvoorbeeld klaver … Heb je toch vreselijk last van de mol? Doe dan je gazon weg !” Voor velen een moeilijke stap om te zetten. Je kan immers geleidelijk van je gazon afstappen door minder te maaien, het gras niet meer af te voeren, niet te verticuteren en niet te mesten. Het boek laat er geen gras over groeien en kiest resoluut: “maak je eigen jungle”. Je hoeft je niet elke dag uit te sloven van ’s ochtends tot ’s avonds, en als je inrichtingsklusjes opknapt in je tuin, maak dan je tuin aantrekkelijker voor dieren: insectenhuisjes, doorgangen voor egels, oorwormpotjes …

De taal en de opmaak zijn speels, en het boek staat boordevol illustraties en foto’s. Merkwaardig zijn de vele tekeningen en schetsen. Ze ontlokken verwondering, de eigenschap die velen geleidelijk verliezen als ze ouder worden. Het boek lijkt dan ook vaak een kinderboek. Maar de tekst is dat niet. De ludieke aanpak is creatief, maar het is wel voortdurend balanceren tussen kinderen (sommige illustraties) en de tekst (volwassenen). Vele tuinboeken sluiten af met lijsten en tabellen. Voor dit boek is dat niet anders. Je vindt beschrijvingen van beelden per seizoen, lijsten van planten, een bloei- en oogstkalender van bijvoorbeeld beuk, braam en lijsterbes.

https://knnvuitgeverij.nl/artikel/maak-je-eigen-jungle.html#:~:text=Katja%20Staring,-Katja%20Staring%20publiceert&text=Voor%20KNNV%20Uitgeverij%20schreef%20zij,jouw%20tuin%20te%20maken%20hebben.