Middenveld, tussen aanval en verdediging, Stijn Oosterlynck, Lode Vermeersch, Bram Verschuere, Filip De Rynck, Miet Lamberts, Bart Verhaeghe
Op de cover staat een figuur met
tientallen mensen, opgedeeld in kleine groepjes, soms alleen, en met elkaar
verbonden via tientallen lijnen. Ze gaan in diverse richtingen, doen
verschillende dingen (kijken stappen, praten, zitten). Ze bevinden zich allen
in dezelfde ruimte. De figuur is een uitsnede uit die ruimte. Begrenzingen aan
de ruimte zijn er niet of zijn niet zichtbaar. Als mensen bewegen, wekken ze de
indruk de lijnen te volgen, net alsof het paden zijn. De structuur van de
lijnen is niet te vatten in een afgebakende structuur zoals een vierkant,
cirkel, een bijenraat, … Er is geen hiërarchie zichtbaar tussen de mensen, noch
sturing. Op de cover staat ook een tekst: “’het middenveld’ is de verzamelnaam
voor het verenigingsleven in Vlaanderen. Het staat voor de maatschappelijke ruimte
tussen individuele burgers, de markt en de overheid. In die ruimte ontmoeten
mensen elkaar, smeden ze nieuwe banden, denken ze publieke diensten uit of doen
ze aan politiek. Steunt dat middenveld op zijn tradities of vernieuwt het zich
voor de toekomst?” Het is dus geen boek over voetbal, en onze bekendste
middenvelder Kevin De Bruyne komt niet aan bod.
Dat het middenveld interessant is
voor de politiek lezen we regelmatig. Het middenveld wordt deels gevoed met
subsidies. Volgens de krant De Tijd (25/08/20)
was er in 2019 een sterke stijging van de subsidies die Vlaanderen aan het
middenveld betaalde. Opmerkelijk, twee derde van het budget stroomt naar de
christelijke zuil. Verder staat in het artikel: “ … de Vlaamse overheid stak
hen vorig jaar 605 miljoen euro subsidies toe ... een stijging met 143 miljoen
euro of een derde ten opzichte van een jaar eerder ... stijging is vooral een gevolg van de
overheveling van bevoegdheden naar de deelstaten …beter zicht over het geheel
overweegt de Vlaamse regering … een subsidiedatabank …”. Subsidiëren leidt
voortdurend tot gedachtewisselingen. Wat wil je, inspanningen of resultaten? En
leidt dit tot afhankelijkheid? Hoe ga je daar mee om? En welk deel van het
middenveld subsidieer je, en welk niet? Welke verenigingen worden gekozen of
niet? Enz. Een moeilijk vraagstuk. Maar het laat aanvoelen dat het
maatschappelijk héél relevant is om het middenveld grondig te onderzoeken.
“Het boek is geen wetenschappelijk
eindrapport, maar een relatief kort, hanteerbaar en leesbaar verslag dat
inzicht en inspiratie wil bieden”, een zin die letterlijk uit het boek werd
geplukt. Het telt 134 pagina’s. Het idee voor het onderzoek ontstond in 2013
tijdens een Werktank Middenveld, een seminarie met vertegenwoordigers van het
middenveld en onderzoekers. De Werktank werd georganiseerd door de Verenigde
Verenigingen, een netwerk van Vlaamse middenveldorganisaties. Het boek brengt
verslag uit van een sociaalwetenschappelijk onderzoeksproject dat vier jaar
duurde, van 2016 tot december 2019, en de naam Civil Society Flanders (CSI
Flanders) droeg.
Middenveldorganisaties worden niet
opgericht door overheden en bedrijven, maar door mensen zoals u en ik. Ze
beschouwen inkomsten niet als een doel. Geld is een middel om maatschappelijke
doelstellingen te realiseren. Het Vlaamse middenveld bestaat voor de
onderzoekers uit drie grote sectoren: welzijn, sociale economie en de
sociaal-culturele sector. De drie sectoren worden opgedeeld in 11 segmenten.
Het boek telt negen hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 “spannende tijden voor het middenveld” gaat in op
‘middenveldinnovatie’. Wat verder staat dat “vernieuwing en innovatie”
glibberige termen zijn., een treffende omschrijving. Het lijdt geen twijfel, de
auteurs zijn op hun hoede. Ze beschrijven vier verschillende vormen van
innovatie. Ten eerste, kan innovatie gericht zijn op de transformatie van
maatschappelijke verhoudingen. Femma bijvoorbeeld pleit voor gendergelijkheid,
onder meer door de invoering van hun kortere werkweek (30 uren). Ten tweede, de
transformatie van de relaties tussen organisaties. De sector van het jeugdwerk
bijvoorbeeld streeft naar meer diversiteit door ervoor te zorgen dat er voor
iedere groep in de samenleving een aanbod is. Ten derde door de transformatie
van relaties binnen de organisatie. Rikolto bijvoorbeeld veranderde van een
Vlaamse organisatie met een netwerk in het buitenland naar een internationaal
netwerk van autonome afdelingen. Ten slotte, ten vierde, de transformatie van
de interne menselijke verhoudingen en interacties. Een welzijnsorganisatie wil
bijvoorbeeld meer kwaliteitsvolle ondersteuning bieden. Daarvoor heeft ze meer
geld nodig heeft, legt als gevolg daarvan meer werk bij zichzelf, en wijzigt
daardoor zelf de relaties in de eigen organisatie.
In de andere hoofdstukken komt
achtereenvolgens de politieke rol (hoofdstuk 2), de vermarkting (hoofdstuk 3),
de nieuwe Vlamingen (hoofdstuk 4), de relatie tussen de Vlaamse overheid en het
Vlaamse middenveld (hoofdstuk 5), de lokale overheid en het lokale middenveld
(hoofdstuk 6), de beroepskrachten (hoofdstuk 7) en de vrijwilligers (hoofdstuk
8) aan bod. Omdat het een heel compact boek is, met heel veel gebundelde
onderzoeksgegevens, licht ik er één hoofdstuk uit, hoofdstuk 6, het hoofdstuk
over de lokale overheid en het lokale middenveld. Een hoofdstuk waar iedereen
mee te maken heeft, gewoon omdat iedereen ergens woont.
Er werd gestart met een inventaris
van het middenveld op basis van een onderzoek in 14 (van de ongeveer 300, het
aantal daalde licht tijdens de onderzoeksperiode door enkele lokale fusies)
gemeenten. De aard van de gemeente bepaalde deels de aard van het middenveld,
meer gericht op natuur en milieu, meer gericht op buurtwerking, meer gericht op
ziekte en gezondheid, meer gericht op ouderen. Belangrijkste besluit is dat er
weinig tot geen sprake is van een prestatiegerichte aansturing. Uit het meer
diepgaande onderzoek in vijf gemeenten volgt dat het gevestigde middenveld
sterk vergrijst, dat vele groepen deel uitmaken van het Vlaamse middenveld, dat
de relatie tussen middenveld en lokaal bestuur veeleer traditioneel is (steun
via infrastructuur), dat “de klad zit in de meeste adviesraden” en dat het lokale
middenveld en het lokale bestuur over het algemeen naast elkaar leven. Ze
hebben een LAT-relatie. Daarnaast was er een caseonderzoek naar lokale
organisaties waar armen het woord nemen. Er was ook een caseonderzoek in drie
gemeenten (Gent, Eeklo, Turnhout) over lokale netwerken rond duurzame
energieproductie en vluchtelingenwerk. Hierin viel telkens het belang van de
grenswerkers op. De bereikbaarheid van politici is belangrijk, de ambtenaren
zijn cruciaal in het grenswerk.
Enkele bedenkingen
Het eerste wat opvalt, is het
traject. Het is een lang traject. Het idee werd geopperd in 2013, en daarna
duurde het drie jaar voor het onderzoek startte. Het onderzoek liep van 2016
tot 2019. Een lang traject. Het staat er niet expliciet, maar, in zo’n
onderzoek in Vlaanderen kan je niet omheen Filip De Rynck. Als hoogleraar
bestuurskunde is hij uitstekend geplaatst voor zo’n omvattend onderzoek, én
zeer beslagen in zo’n onderzoek. Inmiddels draagt hij de titel “emeritus”, wat
hij wellicht niet verwachtte toen het idee voor het onderzoek gelanceerd werd. De
lengte van het traject staat in contrast met de dynamiek van het onderwerp. Het
middenveld beweegt voortdurend en verandert continu van vorm. Maar het is nu
éénmaal kiezen, ofwel doe je een kort onderzoek, en dan is de bedenking snel
gemaakt dat het “veeleer oppervlakkig” is, ofwel doe je een lang en intens
onderzoek. Je kiest.
Het tweede dat opvalt, is dat het een
gigantische hoeveelheid onderzoek omvat. Het is ruim in de breedte en bevat ook
een aantal cases waarbij op deelonderwerpen werd ingezoomd. Inhoudelijk zijn er
meer onderzoekers betrokken dan de 6 auteurs. Het hoofdstuk over de lokale
overheid en het lokale middenveld bijvoorbeeld is van de hand van Filip De
Rynck, Raf Pauly en Tess Hitchins. De laatste twee werden niet vermeld als
auteur van het boek. Er is aan de ene zijde veel onderzoek verricht, aan de
andere zijde is het soms beperkt. De survey is beperkt tot 14 gemeenten, in een
volgende stap werd met vijf gemeenten gewerkt, en voor de cases met drie. Je
zou kunnen stellen dat maar een beperkt aantal gemeenten onderzocht werd, soms
tot 1 procent. Maar, de onderzoekers kunnen bogen op kennis en ervaring, en
hebben bewust gekozen.
Ten derde, een onderzoek over het
middenveld uitvoeren zonder bij het middenveld op de koffie te gaan, is natuurlijk
vloeken in de kerk. Het idee om het onderzoek op te zetten, werd samen
geformuleerd. Het uitgelichte hoofdstuk laat zien dat ook het middenveld intens
betrokken en bevraagd werd tijdens het onderzoek.
Ten vierde, even naar de inhoud van
het hoofdstuk over de lokale overheden en het lokale middenveld. Je zou kunnen
opperen dat de inhoud niet zo verwonderlijk is. Het middenveld vergrijst, er is
een zakelijke relatie tussen lokale overheid en lokale middenveld, er zijn
lokale verschillen afhankelijk van het karakter van de gemeente, enz. Voordeel
is dat het onderzocht werd, vergeleken en gestaafd. Belangrijker, via de cases
werd aangetoond waar mogelijkheden liggen, én wat tot goede resultaten kan
leiden. Bereikbaarheid en luisterbereidheid van de politiek is noodzakelijk,
maar goede resultaten vereisen (creatieve) grenswerkers, en vooral gemotiveerde
en geëngageerde ambtenaren. Zij kunnen het verschil maken. Merkwaardig,
politici en ambtenaren worden verloond, het middenveld zoekt naarstig
subsidies, veelal voor onkosten, en drijft op engagement. Juist het engagement
van (individuele) ambtenaren maakt het verschil in het resultaat bij de cases,
en dus niet de politiek noch het middenveld. Merkwaardig, want de laatste jaren
zijn er voortdurend politici die vinden dat administraties regelmatig een
onvoldoende verdienen, tot soms overbodig zijn. Weinig politici pleiten voor
een sterke, en solide administratie. Wat ook opvalt, is dat het niet het loon
van de ambtenaar noch zijn vaardigheden het verschil maken, wel zijn
engagement, een onderwerp dat zelden op de lijst van selectiecriteria staat. De
bedenking doet wat denken aan de pleidooien die Eckhart Kuijcken in de jaren
tachtig hield als toenmalig voorzitter van Natuurreservaten. Hij vond dat
“zijn” mensen voluit moesten ijveren om de stoelen in de administraties te
bezetten. Hij wilde zo vooral de “marsrichting” van de administratie
veranderen. Het tomeloze engagement van vele leden was mooi meegenomen.
En tot slot, blijft de vraag of het
boek tegemoet komt aan het doel waarvoor het opgezet werd. Het middenveld vroeg
en kreeg een wegwijzer voor innovatie. Als je het werk van zes onderzoekers
over vier jaar samenbrengt in een boek van 134 pagina’s, krijg je natuurlijk
een afgewogen en gepolijste tekst met een hoog abstractieniveau waar je veel
kanten mee uit kan. De vorm van het boek
is een hulp, het is meer dan een traditioneel boek Het brengt niet enkel een
duidelijk beeld over wie het middenveld is en hoe het werkt. Het biedt het
middenveld handvatten voor zelfevaluatie en voor het verbeteren van zijn
efficiëntie en effectiviteit. Zeker wat de innovatieve cases betreft bereikt
het onderzoek wat het beoogt, een wegwijzer voor de toekomst aanreiken. Naast
het boek is er een uitgebreide website. Zeven stellingen stimuleren de
gedachtewisselingen in elke organisatie en tussen de organisaties. Maar het is
ook een compact wetenschappelijk verslag, en geen (stations)roman. Nadenken
helpt.