maandag 30 november 2020

Middenveld




Middenveld, tussen aanval en verdediging, Stijn Oosterlynck, Lode Vermeersch, Bram Verschuere, Filip De Rynck, Miet Lamberts, Bart Verhaeghe

Op de cover staat een figuur met tientallen mensen, opgedeeld in kleine groepjes, soms alleen, en met elkaar verbonden via tientallen lijnen. Ze gaan in diverse richtingen, doen verschillende dingen (kijken stappen, praten, zitten). Ze bevinden zich allen in dezelfde ruimte. De figuur is een uitsnede uit die ruimte. Begrenzingen aan de ruimte zijn er niet of zijn niet zichtbaar. Als mensen bewegen, wekken ze de indruk de lijnen te volgen, net alsof het paden zijn. De structuur van de lijnen is niet te vatten in een afgebakende structuur zoals een vierkant, cirkel, een bijenraat, … Er is geen hiërarchie zichtbaar tussen de mensen, noch sturing. Op de cover staat ook een tekst: “’het middenveld’ is de verzamelnaam voor het verenigingsleven in Vlaanderen. Het staat voor de maatschappelijke ruimte tussen individuele burgers, de markt en de overheid. In die ruimte ontmoeten mensen elkaar, smeden ze nieuwe banden, denken ze publieke diensten uit of doen ze aan politiek. Steunt dat middenveld op zijn tradities of vernieuwt het zich voor de toekomst?” Het is dus geen boek over voetbal, en onze bekendste middenvelder Kevin De Bruyne komt niet aan bod.

Dat het middenveld interessant is voor de politiek lezen we regelmatig. Het middenveld wordt deels gevoed met subsidies. Volgens de krant De Tijd  (25/08/20) was er in 2019 een sterke stijging van de subsidies die Vlaanderen aan het middenveld betaalde. Opmerkelijk, twee derde van het budget stroomt naar de christelijke zuil. Verder staat in het artikel: “ … de Vlaamse overheid stak hen vorig jaar 605 miljoen euro subsidies toe ... een stijging met 143 miljoen euro of een derde ten opzichte van een jaar eerder ...  stijging is vooral een gevolg van de overheveling van bevoegdheden naar de deelstaten …beter zicht over het geheel overweegt de Vlaamse regering … een subsidiedatabank …”. Subsidiëren leidt voortdurend tot gedachtewisselingen. Wat wil je, inspanningen of resultaten? En leidt dit tot afhankelijkheid? Hoe ga je daar mee om? En welk deel van het middenveld subsidieer je, en welk niet? Welke verenigingen worden gekozen of niet? Enz. Een moeilijk vraagstuk. Maar het laat aanvoelen dat het maatschappelijk héél relevant is om het middenveld grondig te onderzoeken.

“Het boek is geen wetenschappelijk eindrapport, maar een relatief kort, hanteerbaar en leesbaar verslag dat inzicht en inspiratie wil bieden”, een zin die letterlijk uit het boek werd geplukt. Het telt 134 pagina’s. Het idee voor het onderzoek ontstond in 2013 tijdens een Werktank Middenveld, een seminarie met vertegenwoordigers van het middenveld en onderzoekers. De Werktank werd georganiseerd door de Verenigde Verenigingen, een netwerk van Vlaamse middenveldorganisaties. Het boek brengt verslag uit van een sociaalwetenschappelijk onderzoeksproject dat vier jaar duurde, van 2016 tot december 2019, en de naam Civil Society Flanders (CSI Flanders) droeg.

Middenveldorganisaties worden niet opgericht door overheden en bedrijven, maar door mensen zoals u en ik. Ze beschouwen inkomsten niet als een doel. Geld is een middel om maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Het Vlaamse middenveld bestaat voor de onderzoekers uit drie grote sectoren: welzijn, sociale economie en de sociaal-culturele sector. De drie sectoren worden opgedeeld in 11 segmenten.

Het boek telt negen hoofdstukken. Hoofdstuk 1 “spannende tijden voor het middenveld” gaat in op ‘middenveldinnovatie’. Wat verder staat dat “vernieuwing en innovatie” glibberige termen zijn., een treffende omschrijving. Het lijdt geen twijfel, de auteurs zijn op hun hoede. Ze beschrijven vier verschillende vormen van innovatie. Ten eerste, kan innovatie gericht zijn op de transformatie van maatschappelijke verhoudingen. Femma bijvoorbeeld pleit voor gendergelijkheid, onder meer door de invoering van hun kortere werkweek (30 uren). Ten tweede, de transformatie van de relaties tussen organisaties. De sector van het jeugdwerk bijvoorbeeld streeft naar meer diversiteit door ervoor te zorgen dat er voor iedere groep in de samenleving een aanbod is. Ten derde door de transformatie van relaties binnen de organisatie. Rikolto bijvoorbeeld veranderde van een Vlaamse organisatie met een netwerk in het buitenland naar een internationaal netwerk van autonome afdelingen. Ten slotte, ten vierde, de transformatie van de interne menselijke verhoudingen en interacties. Een welzijnsorganisatie wil bijvoorbeeld meer kwaliteitsvolle ondersteuning bieden. Daarvoor heeft ze meer geld nodig heeft, legt als gevolg daarvan meer werk bij zichzelf, en wijzigt daardoor zelf de relaties in de eigen organisatie.

In de andere hoofdstukken komt achtereenvolgens de politieke rol (hoofdstuk 2), de vermarkting (hoofdstuk 3), de nieuwe Vlamingen (hoofdstuk 4), de relatie tussen de Vlaamse overheid en het Vlaamse middenveld (hoofdstuk 5), de lokale overheid en het lokale middenveld (hoofdstuk 6), de beroepskrachten (hoofdstuk 7) en de vrijwilligers (hoofdstuk 8) aan bod. Omdat het een heel compact boek is, met heel veel gebundelde onderzoeksgegevens, licht ik er één hoofdstuk uit, hoofdstuk 6, het hoofdstuk over de lokale overheid en het lokale middenveld. Een hoofdstuk waar iedereen mee te maken heeft, gewoon omdat iedereen ergens woont.

Er werd gestart met een inventaris van het middenveld op basis van een onderzoek in 14 (van de ongeveer 300, het aantal daalde licht tijdens de onderzoeksperiode door enkele lokale fusies) gemeenten. De aard van de gemeente bepaalde deels de aard van het middenveld, meer gericht op natuur en milieu, meer gericht op buurtwerking, meer gericht op ziekte en gezondheid, meer gericht op ouderen. Belangrijkste besluit is dat er weinig tot geen sprake is van een prestatiegerichte aansturing. Uit het meer diepgaande onderzoek in vijf gemeenten volgt dat het gevestigde middenveld sterk vergrijst, dat vele groepen deel uitmaken van het Vlaamse middenveld, dat de relatie tussen middenveld en lokaal bestuur veeleer traditioneel is (steun via infrastructuur), dat “de klad zit in de meeste adviesraden” en dat het lokale middenveld en het lokale bestuur over het algemeen naast elkaar leven. Ze hebben een LAT-relatie. Daarnaast was er een caseonderzoek naar lokale organisaties waar armen het woord nemen. Er was ook een caseonderzoek in drie gemeenten (Gent, Eeklo, Turnhout) over lokale netwerken rond duurzame energieproductie en vluchtelingenwerk. Hierin viel telkens het belang van de grenswerkers op. De bereikbaarheid van politici is belangrijk, de ambtenaren zijn cruciaal in het grenswerk.

Enkele bedenkingen

Het eerste wat opvalt, is het traject. Het is een lang traject. Het idee werd geopperd in 2013, en daarna duurde het drie jaar voor het onderzoek startte. Het onderzoek liep van 2016 tot 2019. Een lang traject. Het staat er niet expliciet, maar, in zo’n onderzoek in Vlaanderen kan je niet omheen Filip De Rynck. Als hoogleraar bestuurskunde is hij uitstekend geplaatst voor zo’n omvattend onderzoek, én zeer beslagen in zo’n onderzoek. Inmiddels draagt hij de titel “emeritus”, wat hij wellicht niet verwachtte toen het idee voor het onderzoek gelanceerd werd. De lengte van het traject staat in contrast met de dynamiek van het onderwerp. Het middenveld beweegt voortdurend en verandert continu van vorm. Maar het is nu éénmaal kiezen, ofwel doe je een kort onderzoek, en dan is de bedenking snel gemaakt dat het “veeleer oppervlakkig” is, ofwel doe je een lang en intens onderzoek. Je kiest.

Het tweede dat opvalt, is dat het een gigantische hoeveelheid onderzoek omvat. Het is ruim in de breedte en bevat ook een aantal cases waarbij op deelonderwerpen werd ingezoomd. Inhoudelijk zijn er meer onderzoekers betrokken dan de 6 auteurs. Het hoofdstuk over de lokale overheid en het lokale middenveld bijvoorbeeld is van de hand van Filip De Rynck, Raf Pauly en Tess Hitchins. De laatste twee werden niet vermeld als auteur van het boek. Er is aan de ene zijde veel onderzoek verricht, aan de andere zijde is het soms beperkt. De survey is beperkt tot 14 gemeenten, in een volgende stap werd met vijf gemeenten gewerkt, en voor de cases met drie. Je zou kunnen stellen dat maar een beperkt aantal gemeenten onderzocht werd, soms tot 1 procent. Maar, de onderzoekers kunnen bogen op kennis en ervaring, en hebben bewust gekozen.

Ten derde, een onderzoek over het middenveld uitvoeren zonder bij het middenveld op de koffie te gaan, is natuurlijk vloeken in de kerk. Het idee om het onderzoek op te zetten, werd samen geformuleerd. Het uitgelichte hoofdstuk laat zien dat ook het middenveld intens betrokken en bevraagd werd tijdens het onderzoek.

Ten vierde, even naar de inhoud van het hoofdstuk over de lokale overheden en het lokale middenveld. Je zou kunnen opperen dat de inhoud niet zo verwonderlijk is. Het middenveld vergrijst, er is een zakelijke relatie tussen lokale overheid en lokale middenveld, er zijn lokale verschillen afhankelijk van het karakter van de gemeente, enz. Voordeel is dat het onderzocht werd, vergeleken en gestaafd. Belangrijker, via de cases werd aangetoond waar mogelijkheden liggen, én wat tot goede resultaten kan leiden. Bereikbaarheid en luisterbereidheid van de politiek is noodzakelijk, maar goede resultaten vereisen (creatieve) grenswerkers, en vooral gemotiveerde en geëngageerde ambtenaren. Zij kunnen het verschil maken. Merkwaardig, politici en ambtenaren worden verloond, het middenveld zoekt naarstig subsidies, veelal voor onkosten, en drijft op engagement. Juist het engagement van (individuele) ambtenaren maakt het verschil in het resultaat bij de cases, en dus niet de politiek noch het middenveld. Merkwaardig, want de laatste jaren zijn er voortdurend politici die vinden dat administraties regelmatig een onvoldoende verdienen, tot soms overbodig zijn. Weinig politici pleiten voor een sterke, en solide administratie. Wat ook opvalt, is dat het niet het loon van de ambtenaar noch zijn vaardigheden het verschil maken, wel zijn engagement, een onderwerp dat zelden op de lijst van selectiecriteria staat. De bedenking doet wat denken aan de pleidooien die Eckhart Kuijcken in de jaren tachtig hield als toenmalig voorzitter van Natuurreservaten. Hij vond dat “zijn” mensen voluit moesten ijveren om de stoelen in de administraties te bezetten. Hij wilde zo vooral de “marsrichting” van de administratie veranderen. Het tomeloze engagement van vele leden was mooi meegenomen. 

En tot slot, blijft de vraag of het boek tegemoet komt aan het doel waarvoor het opgezet werd. Het middenveld vroeg en kreeg een wegwijzer voor innovatie. Als je het werk van zes onderzoekers over vier jaar samenbrengt in een boek van 134 pagina’s, krijg je natuurlijk een afgewogen en gepolijste tekst met een hoog abstractieniveau waar je veel kanten mee uit kan.  De vorm van het boek is een hulp, het is meer dan een traditioneel boek Het brengt niet enkel een duidelijk beeld over wie het middenveld is en hoe het werkt. Het biedt het middenveld handvatten voor zelfevaluatie en voor het verbeteren van zijn efficiëntie en effectiviteit. Zeker wat de innovatieve cases betreft bereikt het onderzoek wat het beoogt, een wegwijzer voor de toekomst aanreiken. Naast het boek is er een uitgebreide website. Zeven stellingen stimuleren de gedachtewisselingen in elke organisatie en tussen de organisaties. Maar het is ook een compact wetenschappelijk verslag, en geen (stations)roman. Nadenken helpt.

https://www.lannoo.be/nl/middenveld