dinsdag 29 september 2020

De onbewoonbare aarde

 




“Het is erger dan je denkt, veel erger.” David Wallace-Wells aarzelt niet. Hij is als een volleerd bokser die de ring betreedt, beheerst naar zijn tegenstander gaat, en onmiddellijk zijn moker bovenhaalt. Neusbreuk na één zin. En je mag gerust zijn als je daarna een doekje voor het bloeden verwacht, een gemoedelijke aai of een attente knuffel. Je komt bedrogen uit. Hij gaat onverstoorbaar verder. De rest van de pagina gebruikt hij om zijn zin te motiveren. En zoals steeds in zijn boek, doet hij dat niet met één argument, maar met een hele stapel. In dit geval acht. Hij is een absolute meester in het aandragen van argumenten. Wat verderop zeult hij 24 argumenten aan waarom we mondiaal niet goed overleggen over klimaatverandering (p 19 tot 21). Vierentwintig.

En daarna volgt een verhaal van moker na moker na moker. David Wallace-Wells slaat onophoudelijk, en hij beseft dat ook. De meest merkwaardige zin staat dan ook pagina 172: “Als je het tot deze pagina hebt volgehouden, ben je een moedige lezer.” Om zijn negatieve toon te temperen, weidt hij uit over zijn optimisme en zijn keuze voor kinderen. En wat later haalt hij alweer zijn moker boven en begint opnieuw eindeloos te timmeren. 

Het boek is opgebouwd uit vier delen, nl. kettingreacties, facetten van chaos, klimaatcaleidoscoop en het antropische principe. Deel 1 biedt een kijk op de actuele klimaatverandering. Het is een zeer pittige beschrijving, legt vele verbanden en is soms erg ontnuchterend. Deel 2 behandelt twaalf facetten, gaande van hittesterfte, honger, verdrinking, tot ongezonde lucht, en tot slot “systemen”. Vooral in dit deel komen zijn journalistieke vaardigheden tot uiting.

Blijft de vraag waarom David Wallace-Wells zo intens met zijn moker zwiert? Wil hij in de voetsporen treden van de Genuese legeraanvoerder Guglielmo Embriaco, bijgenaamd de Moker? Wil hij in de voetsporen treden van Nietzsche, de filosoof met de hamer? Wil hij ooit wereldkampioen hamerslingeren worden? Nee, niets van dat alles. Voor hem is het zeer eenvoudig, hij wil de lezer attent maken op de ‘inconvenient truth’, hij wil de lezer er bewust van maken, en hij wil dat de lezer er naar handelt. Nu. David Wallace-Wells kijkt en bekijkt feiten, leest rapporten, beluistert wetenschappers, en volgt zijn ratio.  Hij wil bij al zijn lezers laten doordringen dat het onverantwoord is om niet te handelen, zowel voor ons als voor de volgende generaties. En, in tegenstelling tot vele anderen, geeft hij niet op. Hij reikt feiten aan, en feiten, en feiten, en feiten, en feiten … tot je kraakt.

Op de achterflap lees je dat David Wallace-Wells historicus en schrijver is, en dat hij werkt als adjunct-hoofdredacteur van New York Magazine. Zijn journalistieke inslag en feeling komt in het boek op twee manieren intens tot uiting. Ten eerste in zijn werkwijze, hij zoekt informatie, selecteert, schikt en herschikt, zoekt verbanden, brengt ze samen tot een verhaal, en schrijft het verhaal. Zijn verhaal. Voor de onderbouwing van zijn verhaal gebruikt hij een immens aantal bronnen. En die bronnen zijn feiten, beschrijvingen van onderzoeken en meningen. Vooral die onderzoeken zijn lastig; Je kan ze moeilijk of niet vergelijken omdat zijn geraadpleegde bronnen, voortdurend werken met andere gebieden, andere tijdsperioden, andere tel- en meetwijzen, andere gegevens, … Opzoeken en zelf vergelijken is niet mogelijk. Een positief wetenschapper zou het boek dan ook veroordelen omwille van zijn gebundelde casuïstiek. Het weze helder, voor David Wallace-Wells was het ook niet de bedoeling een correct wetenschappelijk stuk af te leveren. Nadeel, het komt soms wel wat verwarrend over, er is niet steeds een helder (eind)beeld.

Ten tweede, hij kleurt graag begrippen. Het boek bulkt van de adjectieven, hij hanteert een dreigende taal. Duivels dilemma, samenzwering, de wielen van elke samenleving worden gevoed door overvloed, we leefden allemaal voor het geld, en daar zijn we ook voor gestorven, enz. Zijn zin pagina 172 staat er niet zo maar.  Zoals elke predikant is hij overtuigd van zijn gelijk, en draagt hij het met veel plezier en passie uit. En, hij heeft één groot voordeel ten opzichte van traditionele predikanten die zich toeleggen op geloof, nl. de ratio. Hij vertelt wat de wetenschappers vertellen. Achteraan vind je dank ook 70 pagina’s noten. Ook de gedachten van Etienne Vermeersch (de ogen van de panda, 1988, WTK-bestel, wetenschap, techniek, kapitaal) zijn niet ver af als hij fulmineert tegen het kapitalisme en de technologie.

Een opmerkelijk boek. Lezers die tegen een stootje kunnen en erg volhardend zijn, hebben een groot voordeel. Niet het meest aangename boek voor het nachtkastje, net als de waarheid. Met de recente beelden van een oranjerood brandend Californië op ons netvlies wordt het elke dag moeilijker om hem ongelijk te geven.


https://www.debezigebij.nl/boeken/de-onbewoonbare-aarde


vrijdag 25 september 2020

Fwiet Fwiet, De passie van het vogelkijken



 “De passie van het vogelkijken” luidt de subtitel. Inderdaad, een juiste omschrijving, maar onvolledig. Velen onder ons kijken immers graag naar vogels, meestal gepassioneerd. Dit is dus geen exclusief kenmerk van Le Bleu. Waar hij zich wel in onderscheidt, is de manier waarop hij zijn passie overbrengt en iedereen laat delen in zijn ervaring. Le Bleu vertelt verhalen en laat lezers meegenieten.

Elk verhaal heeft eenzelfde aanknopingspunt, een vogelsoort. De namen van de vogels zijn de titels van de korte verhalen van 2 tot 6 pagina’s. Je leest dus over de merel, rietzanger, kemphaan, wouw, kerkuil, blauwe kiekendief, wulp, kwartel, groene specht… Le Bleu gebruikt niet enkel de naam als kapstok om zijn verhaal aan op te hangen, het zijn ook telkens verhalen waarin vogels een centrale rol bekleden. De verhalen overspannen tegelijk bijna zijn hele leven. Als kind op ontdekking in de nabije omgeving, geleidelijk de halve wereld verkennen en dan zelf met kroost op pad. De inhoud van zijn verhalen is erg afwisselend: zo vertelt hij over een vakantie met zijn familie in Zeeland en de ontdekking van de kerkuil, plaagspelletjes met een collega, maar ook over het trotseren van het nakende tij in Engeland.

Over een oranjeborst

De verhalen bevatten fragmenten uit café-gesprekken en reisverhalen, maar regelmatig diept hij ook culturele, historische (zoals bv. de verklaring voor de naam “roodborst” in plaats van “oranjeborst") of biologische weetjes op. Le Bleu analyseert haarfijn het gedrag van anderen en geeft er zijn ongezouten mening over, zoals je kan verwachten van een cabaretier. En uiteraard ontbreekt ook de zelfreflectie niet.

Hij heeft ook aansluiting met wetenschappers, journalisten, vogeltellers, de natuurbehoudswereld, de Vlaamse administratie. En hij vertelt daarover. Zo houdt hij ook een pleidooi voor de waardering van vogels. Over de grauwe gorzen vertelt hij hoe ze worden bedreigd, welke maatregelen worden genomen om hen te beschermen en hoe ze gemonitord worden. Hij doet dit zeer concreet, en belicht onder meer de activiteiten van het Regionale Landschap, Natuurpunt, ANB, INBO, VLM en KBIN. Ook de roofvogeltrek in Batumi (Georgië), het aards paradijs voor de ‘roofvogelaars’, doet hij uit de doeken. Elders vertelt hij dan weer hoe hij groepen schoolkinderen op sleeptouw neemt, of over de angst om de bal mis te slaan tussen ervaren vogelaars.

Kanttekeningen van een meesterverteller

De lay-out is ronduit prachtig. Verwacht geen overdonderende foto’s, wel subtiele details. Op diverse plaatsen in het boek staan kleine tekeningen van (een deel) van een vogel, een takje, een blad. Speels, bijna letterlijk als een kanttekening, net zoals Le Bleu dat ook met zijn verhalen doet. Elk verhaal is gescheiden van het vorige en het volgende door een aparte bladzijde met enkel de naam van de volgende vogel. De lay-out is niet enkel aangenaam en overdacht, hij is zeer goed afgestemd op de inhoud. Achteraan in het boek staan 30 QR-codes van 30 verschillende podcasts. De cabaretier vertelt, en de podcasts waren de aanleiding om het boek te schrijven.

Het boek bevat geen vernieuwend concept, haalt het beleid niet onderuit, brengt geen spectaculair wetenschappelijke inzicht, nee, het boek is een verhalenbundel. En in verhalen vertellen is Le Bleu sterk. Door zijn vertelstijl lijkt het wel alsof je met hem mee op pad bent. Je ziet hetzelfde, en beleeft hetzelfde. Zalig. Nadeel is dat het boek niet leest als een boek. Na elk verhaaltje valt het stil. Er is geen verlangen om verder te lezen. Het boek is een, weliswaar evenwichtige, stapel faits divers. En dus laat je het als lezer regelmatig liggen. En toch is het ook een boek dat je graag in je boekenkast wil, en waarin je regelmatig enkel stukjes wil herlezen, vooral die met de intrigerende slotzin.  

Het boek is uitgegeven en te koop bij Bornmeer & Noordboek.

https://www.bornmeer.nl/winkel/fwiet-fwiet/

deze tekst verscheen bij BBL op 25/9/2020

https://www.bondbeterleefmilieu.be/artikel/begijn-le-bleu-2020-fwiet-fwiet-de-passie-van-het-vogelkijken