zaterdag 7 december 2019

23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme

 

Ha-Joon Chang

De auteur doorprikt 23 misvattingen over het kapitalisme. Hij analyseert en argumenteert glashelder. Een aanrader voor wie een beter inzicht wil in economische mechanismen om tot een meer duurzame samenleving te komen.

Ha-joon Chang komt uit Zuid-Korea, en werd er geboren in 1963. Net zoals bij iedereen heeft zijn afkomst en jeugd een intense invloed op zijn gedachten. Die is dus merkbaar in zijn boeken, meestal aan de voorbeelden, maar ook aan de inzichten. Hij studeerde ontwikkelingseconomie in Seoul en Cambridge. Hij werkte als consultant voor de Wereldbank, Oxfam en de Verenigde Naties. Momenteel doceert hij economie aan de universiteit van Cambridge.

“23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme” is zijn derde boek, en is even opmerkelijk dan de twee voorgaande. In 2003 publiceerde hij “Kicking away the ladder”. Hij zette uiteen welke technieken het Westen hanteert om te voorkomen dat ontwikkelingslanden rijk worden. Vijf jaar later verscheen “Bad Samaritans”. Opmerkelijk, daarin verschijnt zijn zoontje van zes ten tonele, en niet onopgemerkt. Chang stelt voor dat hij een baan zoekt voor hem. Hij is in staat te werken, het is goed voor zijn karakter want hij zou dan besef voor geld ontwikkelen, hij zou zijn overbescherming verliezen en worden blootgesteld aan concurrentie, en hij moet productiever worden. Kortom, omwille van het welzijn van zijn zoontje zou Chang hem best van school halen en een job voor hem vinden. Merkwaardig, want gaan wij er niet steeds van uit dat je je kind moet beschermen. Maar, en dat is het belangrijke verschil, de kans dat het jongetje het schopt tot neurochirurg of kernfysicus, is nihil. Hij wordt veeleer schoenpoetser. Of nog, zijn zoontje staat symbool voor een ontwikkelingsland. Waar Chang zich niet over uit spreekt, is geluk. Wordt zijn zoontje gelukkiger als hij toegang krijgt tot andere/betere jobs?

In zijn derde boek legt hij zich toe op het doorprikken van mythes, op het laten inzien door de lezer dat er tal van misvattingen bestaan over het kapitalisme. In zijn inleiding laat hij er geen twijfel over bestaan, het boek is geen antikapitalistisch manifest. Chang gaat er van uit dat het kapitalisme nog steeds het beste economische stelsel is dat  de mens heeft uitgevonden. Maar, zijn kritiek is gericht tegen een specifieke vorm van het kapitalisme, nl. het vrijemarktkapitalisme, een vorm die de afgelopen drie decennia de wereld heeft beheerst.

Chang pleit voor een “actief economisch burgerschap”. Hij vindt dat burgers de juiste beslissingen moeten kunnen nemen. Een burger moet niet alle technische details kennen, maar hij moet begrijpen hoe de wereld werkt. Net als voor alle andere domeinen is het voor de economie belangrijk dat je principes en elementaire feiten kent. In tegenstelling tot Goleman, die vindt dat kennis en inzicht leidt tot maatschappelijk verantwoord handelen, voegt Chang er een element aan toe. Hij vindt dat je ook bereid moet zijn om de gekleurde bril af te zetten die de neoliberalen je elke dag opzetten.
Het boek bevat 23 “dingen”. Hij voegt 7 manieren toe hoe je het boek kan lezen, een zeldzame aanpak. Er zijn zes varianten die je kan lezen als je slechts een beperkt aantal hoofdstukken wil of kan lezen. De zevende variant is eenvoudig, lees het hele boek van a tot z. Maar, met zijn titels geeft hij al één van zijn visitekaartjes af. Titels als “als je denkt dat politiek tijdverspilling is, lees …”, of “als je denkt dat de wereld niet eerlijk is maar dat je daar weinig aan kunt veranderen”, … Chang prikkelt.

Het boek is opgebouwd volgens een strakke structuur. Steevast opent hij met een rubriek “wat ze je vertellen”, gevolgd door “wat ze je niet vertellen”. Op die manier belicht hij dezelfde werkelijkheid vanuit twee tegenovergestelde richtingen. Daarna begint hij zijn verhaal. Stapsgewijs voegt hij elementen toe, weerlegt indien nodig, en komt tot een éénduidig besluit. Hierin herhaalt hij kort zijn redenering en laat geen millimeter (denk)ruimte om te veronderstellen dat hij ongelijk heeft. Sterk.

Bovendien, het is (zeer) vlot geschreven, de voorbeelden zijn herkenbaar, hij pikt stukjes geschiedenis op, en hij prikkelt constant. Chang laat zien dat het éénzelfde werkelijkheid vanuit diverse zijden kan worden belicht. En, meestal bevat de schaduwzijde veel informatie.    

De 23 “dingen” zijn in feite 23 verschillende casus. Een samenvatting geven zou steeds een aantal casus te kort doen. Twee voorbeelden als illustratie. Ding 7 heeft als titel “vrijemarktbeleid maakt zelden arme landen rijk”. Na hun onafhankelijkheid probeerden diverse ontwikkelingslanden hun economie te ontwikkelen door middel van staatsinterventie. Staal- en autoindustrie werden gepromoot, kunstmatige protectie tegen import, een verbod op buitenlandse investeringen, subsidies aan industrie en zelfs staatsbezit van banken. Deze aanpak leidde tot stagnatie, achteruitgang, of teloorgang. Inmiddels hebben de meeste van deze landen ingezien dat ze een foute aanpak volgden, en ze stapten over naar het vrijemarktbeleid, wat hun vroegere heersers ook deden. De ontwikkelingslanden die eerder het vrijemarktbeleid kozen, deden het merkelijk beter. Wat verder in zijn tekst beschrijft Chang de Verenigde Staten anno 1880: decennialang het meest protectionistische land ter wereld, de meerderheid van de bevolking kan niet stemmen, electorale fraude is wijdverbreid, corruptie is endemisch, politieke partijen verkopen overheidsjobs, … buitenlandse beleggers worden gediscrimineerd, in het bankwezen mogen buitenlanders geen bestuursfunctie uitoefenen en hebben buitenlandse aandeelhouders geen stemrecht, er is geen mededingingswetgeving (waardoor kartels ongecontroleerd kunnen uitbreiden), er is amper bescherming voor intellectuele eigendom, … Zeer, zéér merkwaardig, het gaat om de Verenigde Staten van Amerika. En dan doet Chang er nog een stevige schep bovenop. Hij loopt systematisch alle kerels af wiens hoofd op een dollarbiljet prijkt. Twee voorbeelden. Tien dollar? Hamilton, ex minister van Financiën, die het Congres het Report on the subject of Manufactures liet goedkeuren. Hij betoogde dat het jonge Amerika zijn industrieën moest koesteren. Hij beschreef een zéér vergaande vorm van handelsprotectionisme. Indien vandaag een ontwikkelingsland dergelijke ideeën uit, komt er zware kritiek vanuit … de VS, en zullen wellicht het IMF en de Wereldbank leningen weigeren. Vijf dollar? Abraham Lincoln, protectionist, zorgde voor de hoogste tarieven voor invoer van goederen ooit in de VS.

Terwijl Chang het rijtje verder af loopt, maakt hij zeer systematisch duidelijk dat de VS enkel zijn huidige status kon opbouwen via een zeer ver doorgedreven vorm van protectionisme, wat uitgerekend de VS de actuele ontwikkelingslanden niet gunt, en waardoor deze landen vanuit een economisch  kwetsbare positie genoodzaakt zijn hun grondstoffen en/of afgewerkte producten op een lage prijs op de markt te brengen. En dan komen de discussies over de wereldhandelsakkoorden om de hoek, de Kyotonorm en het aandeel van elk land, enz.

Ding 11 stelt dat Afrika niet gedoemd is tot onderontwikkeling. Afrika heeft een ongelukkige ligging, veel landen liggen niet aan zee. Het heeft een ongunstig klimaat, er zijn veel gewelddadige conflicten, is intens etnisch verdeeld, is onaantrekkelijke voor investeerders omwille van de slechte infrastructuur,  enz. Chang weerlegt systematisch deze argumenten, meestal door voorbeelden aan te reiken vanuit de Westerse wereld die het tegendeel aantonen. Merkwaardig is dat Afrika tot rond  1980 in een respectabel tempo groeide. Daarna stortte de groei in. En dus spelen niet de structurele factoren een rol die eerder werden genoemd, maar, beleidskeuzen. En wat was de aanleiding, de SAP’s, de structurele aanpassingsprogramma’s, opgelegd door … Wereldbank en IMF. Gevolg, koffie, koper, cacao, … werden overgeleverd aan de grillen van de wereldmarkt, en de rest is een gekend verhaal.  

Elders vind je bijvoorbeeld dat landen geen hoge levensstandaard ontwikkelen door afhankelijk te zijn van diensten. En welk land heeft de hoogste industriële productie? Zwitserland. Of dat Noorwegen de hoogste inkomen per hoofd heeft, maar daarom leven de Noren niet beter dan de rest.  Dat de Amerikanen hun hoge levensstandaard niet genieten omwille van het rendement van hun inspanningen (eerst Luxemburg, dan Noorwegen), maar wel aan het hoge aantal werkuren, enz.
Chang lezen, een inspanning die loont, zeker als je zoekt naar mechanismen in de samenleving.
23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme, Ha-Joon Chang, Nieuw Amsterdam, 2010, 304 pagina’s, isbn 978 90 468 0247 2

Zie ook