Claudio Morandini
“De witte, kille zon
is verblindend, maar weet de sneeuw amper te smelten. Het lijkt eerder of ze
die heel zachtjes streelt, kneedt op plekken waar die iets inzakt, waardoor ze
dus juist alleen maar compacter en harder wordt.” Alweer een “bergboek”? Het
onderwerp is de aftakeling van een mens, het decor is een desolate berghut.
Waar de hut staat en wat het meest nabije dorp is, is irrelevant. De hut ligt
afgelegen en wordt ’s winters (bijna ?) volledig door sneeuw overdekt. Om
toevallige, en door de man ongewenste ontmoetingen met bergwandelaars te
voorkomen, zoekt hij in de zomer een hoger gelegen plek op, een metalen
schuilhut, aan de rand van een ravijn, amper plaats biedend om in te zitten. De
hond die hem vergezelt, kan er niet bij. Geeft Claudio Morandini niet zelf het
antwoord in de titel? Drie zelfstandige naamwoorden, nl. sneeuw, hond en voet.
Het woord “berg” staat er héél bewust niet.
Onhandig voor de lezer is dat het lastig is het boek
nauwkeurig op te bergen. Het boek verhaalt de aftakeling van een man,
verscheurd door het desolate. Het is knap geschreven. Opmerkelijk is dat de
toonaard erg dynamisch is. De sfeer is bevreemdend, soms beklemmend. Morandini
dwingt je naar de stilte te luisteren. Geleidelijk begrijp je beter waarom de
hoofdfiguur zich afzijdig houdt van het dorp. Hij is contactschuw. Sporadisch
opduikende toeristen worden met stenen bekogeld. Na één van zijn schaarse
bezoeken aan “het dorp” blijft hij verweesd achter, afgewezen. Voortdurend neemt
Morandini je mee in zijn gedachten, dwaal je over sneeuwvlaktes, beland je in
overlevingsmodus, ervaar je wild als eten, tast je in het duister over tijd en is
de wereld buiten de berghut onbestaand. En toch is het boek soms hilarisch.
Sommige dialogen met de hond zijn om te schateren, en gelijktijdig word je er
stil van. Naast de hoofdfiguur en de hond komt er nog een lokale jachtopziener
in het boek voor, en sporadisch een kruideniersvrouw.
Hij is erg in zichzelf gekeerd en voert gesprekken met een hond.
Het is niet zijn hond, wel een hond die hem koos en bij hem blijft. De hond
wordt geleidelijk een volwaardig gesprekspartner en houdt nu en dan de oude man
een spiegel voor. Hij verliest zichzelf, zijn geheugen glijdt weg, en hij
verwart werkelijkheid, droom en fantasie. Het is zo meesterlijk verteld dat de
lezer, net zoals de man, elk gevoel van houvast voelt wegdeemsteren. Jaarlijks
slaat hij in de herfst voorraden in. De kruideniersvrouw maakt hem er op attent
dat hij vorige week al is langs geweest, wat hij zich niet herinnert. En dat is
nog maar het begin. “Naarmate hij dieper in zijn geheugen graaft, in dat
armzalige geheugen dat hem is toebedeeld en dat alles door elkaar haalt, weet
hij flarden herinneringen op te diepen. Hij weet niet of het echte
herinneringen zijn of juist overblijfselen van denkbeeldige herinneringen die
we creëren wanneer we opeens in een situatie terechtkomen die we al eerder
hebben meegemaakt, en dan kijken we verschrikt om ons heen en begrijpen niet
waar en wanneer dat wat we ons herinneren heeft plaatsgevonden, maar die
onzekerheid is zo levensecht dat het ons bijna de adem beneemt.” Het wegglijden
van zijn geheugen en het verlies van de werkelijkheid zijn bepalend in zijn
leven. “ … die zich daarentegen terughaast naar zijn berghut, met het hart in
de keel, en zich daar opsluit en erin slaagt alles te vergeten, pagina na
pagina, ademhaling na ademhaling, totdat die dag een dag als alle andere wordt:
lang en traag en eentonig.”
Tussendoor lees je ook waarom hij zo geworden is. Twee
elementen zijn bepalend, de hoogspanningsleiding in het dorp en de oorlog. De impact van hoogspanningsleidingen op
gezondheid is een oud zeer. In De Standaard van 18/2/2022 staat “internationale
studies wijzen op een sterk verhoogde kans op ernstige gezondheidsaantastingen rond
hoogspanningsverbindingen op wisselstroom. Dan gaat het vooral over leukemie,
hersentumoren, kanker, dementie, Alzheimer en vrouwelijke onvruchtbaarheid”. Morandini
schrijft fictie en verwoordt het dus anders: “de beesten gingen dood zonder dat
er een reden voor was, of ze werden gek in de wei, ze namen elkaar op de hoorns
en stierven, de jongen van die beesten (oké, niet allemaal, een paar) werden
misvormd of dood geboren. Het zijn de kabels, het zijn de kabels, zei zijn moeder,
en ze sloeg een kruisje. Adelmo Farandola is er allang van overtuigd dat als er
in zijn hoofd iets mis, dat komt door die jaren onder de kabels van de
hoogspanningsleiding. Ik ben gek, ik ben gek, herhaalt hij dan, maar niet
nadrukkelijk, alsof het een doodnormale constatering is, want iemand moest met
die kabels worden opgezadeld, en hij was de klos geweest.” Elders lees je ook
dat hij zich met plezier, maar vooral met absurde volharding, tot de
ongekroonde koning kon uitroepen van het spelletje “het langst een prikkeldraad
mét stroom met beide handen omknellen”.
Of de hoogspanningskabels en het draadspelletje de oorzaak
waren, daarover spreekt hij zich niet helemaal uit. Wel over de oorlog. Als
jongeman vluchtte hij de bergen in en werd er op hem en vele lotgenoten meedogenloos
gejaagd door “hardnekkige achtervolgers in grijze jassen”. “In die oorlogsjaren
leerde Adelmo Farandola hoe troostend het is om in jezelf te praten, en je de
stemmen in te beelden van de dieren en de dingen die hem antwoord wilden geven.
In die jaren leerde hij de kou niet te voelen en de honger te negeren, door ze
allebei de huid vol te schelden en ze uit te dagen tot eindeloze duels van
spitsvondigheden en scheldkanonnades.”
De afzondering in combinatie met de insluiting (sneeuw) en zijn
verlies van elk besef van werkelijkheid herleidt leven tot overleven. Het woord
“zin” wordt zinloos. Voedsel en drank wordt aan het eind van de herfst
ingeslagen en opgeborgen en dan start het doelloze overwinteren. Aan het eind
van de overwintering is het voedsel op, terwijl de winter volhardt.“Keer op
keer worden alle hoeken van de berghut uitgekamd, daarna die van de stal. Elk
minuscuul schilfertje eten wordt onderschept en in de mond gestoken. Adelmo
Farandola likt de binnenkant van de polentapan af, waarin iets van de
vettigheid van jaren is blijven hangen, een geur, of ten minste de herinnering
aan een geur. Het vinden van een voet in de sneeuw leidt geleidelijk tot een
hallucinant slot. Een uitgemergeld lichaam, een aftakelende geest, woekerende gedachten,
ultieme overlevingsdrang, … Een dun boek, stof tot nadenken, nu en dan
schaterlachen, confronterend, onbegrensde fantasie, meesterlijk verteld.